WEBLOG
De avonturen van professor Soete  

 

Mei 2008: ENCI soit-il

Deze maand stond de toekomst van de ENCI; de Eerste Nederlandse Cement Industrie, tegenwoordig een filiaal van de Heidelberger Zement groep die hier ten zuiden van Maastricht gevestigd is, in de lokale media centraal. Tal van debatten werden georganiseerd door politieke partijen, de Maastrichtse gemeenteraad, de Limburgse provincieraad naar aanleiding van een nieuwe ontgrondingsvergunning van de ENCI die een verlenging van bestaande vergunningen voor afgraven van de Sint-Pietersberg inhoudt tot 2020.

De hele discussie rond de toekomst van de ENCI die al decennia lang speelt in Maastricht, was na de aankondiging door Heidelberger in 2004 dat de ENCI in 2010 zou sluiten als een kaassoufflé in elkaar gezakt.  De zorg en steun van FNV Bondgenoten was enkel gericht op het binnenhalen van een goed sociaal plan voor de ENCI medewerkers, en de vele milieugroeperingen rond de Sint-Pietersberg zoals ENCI Stop en de Vereniging tot Redding van de Sint-Pietersberg kregen door zowel ENCI directie als FNV de zwarte piet van de sluiting toegespeeld.

Maar niets is constant in de economie. Zoals verwacht kon worden: met de stijging in prijs van grondstoffen, en dus ook kalkrijke mergel; de toegenomen vervoerskosten van het aan- en afvoeren van grondstoffen en het verdelen van cement; en de scherpe daling in personeel – dreiging met sluiting is nog altijd de beste methode om de rendabiliteit van een bedrijf sterk op te krikken – bleek plots van het ene jaar op het andere de ENCI activiteiten zowat de meest rendabele van de hele groep en de Sint-Pietersberg een uiterst rendabele locatie voor cementproductie in Nederland. Zodat na geopteerd te hebben voor sluiting in 2004, de ENCI nu plots de ontgrondingsactiviteiten tot in 2020 wil veilig stellen. En zo kwam het hele circus van vergunningsaanvraag, informatieavonden georganiseerd door de provincie waarin als vanouds de ENCI haar opgetrommelde medewerkers, nu veelal personeelsleden die al op vervroegd pensioen zijn, samen met FNV vertegenwoordigers tegenover de steeds groter wordende groep van Maastrichtse inwoners die wil dat de ENCI er definitief mee stopt, in stelling bracht. Het déjà vu gehalte bij zo’n vergaderingen is indrukwekkend, soms denk je aan een reis terug in de tijd. Alleen vragen die betrekking hebben op de afgraving in de groeve mogen gesteld worden, geen vragen over de cementoven en de hiermee gepaard gaande minder stringente milieu-eisen dan in het geval van afvalverbrandingsinstallaties want dat valt niet onder de ontgrondingsvergunning aanvraag. Tezelfdertijd wordt wél door de aanvragers steeds weer herhaald hoe milieuvriendelijk de ENCI-cementproductie wel is, hoe de ENCI voldoet aan alle Nederlandse en Europese normen van cementproductie, hoe belangrijk cementproductie wel is voor de werkgelegenheid van Maastricht, hoe de in het verleden reeds gemaakte provinciale concessietoezeggingen binnen het kader van het Provinciale Omgevingsplan moten ingelost worden, etc. Allemaal argumenten die niets van doen hebben met de nieuwe ontgrondingsaanvraag. Eén voorbeeld, de werkgelegenheid die rechtsreeks betrokken is bij verdere afgraving van de groeve is 14! 

En opnieuw wordt ook de FNV, die na de sluitingsdreiging beter zou moeten weten, opnieuw door de directie in stelling gebracht om het gevecht aan te gaan met de lokale milieubewegingen, die nu een ervaring rijker geworden, hun krachten hebben gebundeld in een samenwerking “Sint-Pietersberg adembenemend”.

Toch wel goed, dunkt me, om nog even alle feiten op een rijtje te zetten.

In zekere zin, moet ik de ENCI dankbaar zijn. Tot zowat begin jaren 90 was ik in velerlei opzichten het archetype van de buitenlandse hoogleraar internationale economie. In het Nederlands artikelen schrijven, was iets waar ik voor dankte. Het hele MERIT instituut was juist van in de planningsfase in 1986 en 1987 opgericht als een zuiver Engelstalig onderzoekinstituut. Maar ik was ook amper geïnteresseerd in de ontwikkelingen in de eigen stad of regio. Zelfs mijn buren kende ik amper...

Tot op een mooie septemberdag in 1997, ik een kijkje ging nemen tijdens de dag van de natuur waarop Natuurmonumenten samen met de ENCI een open dag hadden georganiseerd. De lokale krant De Limburger had er een mooi verslag van gemaakt met als titel "Natuur en industrie smelten samen in navel van Maastricht". Volgens de krant konden we in de groeve de eerste aanzetten aanschouwen van het "eerste en enige Nederlandse mergelmeer”. “De parel in de kroon van de St-Pietersberg, en de kroon van het opbouwende werk van ENCI" zo kon men in de ENCI-brochure lezen. Op de randen van dit meer ontwikkelde zich nu "een uniek kalkmoeras": een rijk geschakeerde biotoop met allerlei zeldzame planten, insecten, watervogels, padden, enz., "een natuurgebied waar de mens het geven en nemen zoveel mogelijk met elkaar heeft weten te verzoenen". Ook D’n Observant, de kunstmatige berg ten zuiden van de groeve,  zou toen nog zo’n meer worden. Het was moeilijk om niet onmiddellijk in de pen te schieten...

Zo schreef ik een eerste kritisch stukje over de ENCI, nadien volgeden er nog twee andere (D'n Observant: ENCI soit-il? en Maastricht na de ENCI) . Mijn buren leerde ik plots heel snel kennen. De directeur van de ENCI, Jan de Jong,  woonde om de hoek en mijn overbuurvrouw was de dochter van een vroegere directeur van de ENCI. Zelf woonde ik in een vroeger huisje van de directie van de ENCI. Kortom ik was in één klap lokaal compleet ingeburgerd. Ik bespaar U hier de vele discussies die dit mijn buren en Jan De Jong opleverden. Wel dat dit alles er toe geleid heeft dat ik sindsdien het schrijven van columns in de lokale krant Dagblad De Limburger, zoals hier ook gereproduceerd als één van mijn belangrijkste inburgeringshobbies ben gaan beschouwen.  Kortom zonder de ENCI zou ik nooit deze Nederlandstalige bijdragen geschreven hebben.

Maar terug naar mijn beginjaren in Maastricht. Zo af en toe las ik wel de lokale blaadjes die in de bus gestopt werden. Eén daarvan was het ENCI informatieblaadje dat toen de open dag aankondigde en steeds weer in geuren en kleuren moest vertellen hoe wij met zijn allen, bewoners van Sint-Pieter in Maastricht, ons gelukkig mochten prijzen met de aanwezigheid van zo’n milieuvriendelijk en ook technologisch geavanceerd cementbedrijf, dat vlak na de oorlog in 1948 een groot deel van de Sint-Pietersberg als mergelgroeve toegewezen had gekregen door de toenmalige Maastrichtse burgemeester en gemeenteraad.

Die vergunning was beperkt in de tijd tot 60 jaar. Dan, zo was destijds in 1948 verwacht, zou zowat al de kalkrijke mergelsteen binnen het vergunningsgebied afgegraven zijn. Al sinds de jaren 60, lang voor ik zelf naar Maastricht kwam, was het bedrijf, samen met het, nu zusterbedrijf, CBR tien kilometer zuidelijker in Lixhe in de weer geweest om in het hele gebied van de Sint-Pietersberg kalkrijke mergelsteen van boeren op te kopen om zich zo van toekomstige aanvoer van mergel, de basisgrondstof voor cement, te verzekeren. In het geval van de CBR vestiging in Lixhe bestaat die voorraad tegenwoordig uit meer dan 220 hectare onontgonnen mergelgebied, slechts beperkt door de taalgrens met het Vlaamse gewest dat destijds weigerde CBR verdere vergunningen toe te kennen. Aan de ENCI kant is de beschikbare ruimte op de Sint-Pietersberg door de grens met België veel beperkter. In de jaren 60 werd door de CBR-ENCI lobby gehoopt om als de nood aan de man kwam, de hele Sint-Pietersberg tot aan de sluis van Ternaaien en het Albertkanaal te kunnen afgraven. Met aan- en afvoermogelijkheden langs zowel Maas en Albertkanaal was de Sint-Pietersberg een ideale locatie. Maar ondanks de vele pogingen, waarvan het gerucht gaat dat men daarbij de grove middelen niet schuwde – het volledig afbranden en met de grond gelijk maken van het kasteel van Caestert in 1972 dat gelegen op de Waalse grens van de Sint-Pietersberg zowat de enige fysieke belemmering voor zo’n uitbreiding vormde, wordt hiermee in de volksmond veelal in verband gebracht – lukte dit de ENCI niet. Ook de aanvraag van de ENCI in 1976 om delen van het Plateau van Margraten af te graven, werden niet gehonoreerd.  In 1988 besliste het kabinet dat Margraten gespaard zou blijven.

En zo werd het accent bij de ENCI in de jaren 90 steeds sterker gelegd op zuinigheid. Het zo zuinig mogelijk omspringen met de slechts beperkte hoeveelheid aanwezige mergel, het dieper graven en het mengen van de hoger gelegen kwalitatief hoogwaardige mergel met de kwalitatief mindere natte mergel. Zo werd over de jaren heen ENCI het technologisch paradepaardje binnen de CBR groep, die intussen de ENCI overgenomen had, van zuinig gebruik van mergel. De toenmalige directeur Jan de Jong zag het als zijn levensdoel: de fabriek zo lang mogelijk van mergel voorzien, in de diepte en in de breedte tot op de grens met België. Zo zou ook D’n Observant, de kunstmatige heuvel ten zuiden van Maastricht, afgegraven moeten worden want onder die artificiële grondlaag lagen nog tonnen mergel van bijzonder hoge kwaliteit. Voor een bedrijf zonder voorraad zoals de ENCI, vertaalde het belang van het zo maximaal uitbuiten van de bekomen ontgrondingsconcessie, door elk jaar minder mergel af te graven dan oorspronkelijk voorzien en voorspeld. Een gezonde bedrijfslogica: men poogde de locatievoordelen, mergel vlakbij de deur, in alle kwaliteitstypes beschikbaar, zo lang mogelijk te behouden. En met de hulp van technologische verbeteringen in het productieproces, zuiniger gebruik van mergel en het hergebruik van vliegas en andere materialen slaagde men er steeds weer in dit voordeel te rekken.

In mijn vele persoonlijke debatten met De Jong gaf ik steeds weer aan dat hier tegenover economische beperkingen stonden. Er zal immers een moment zijn waarop de kosten van dieper winnen, van het afvoeren van de boventop van D’n Observant om aan de mergel te komen, uiteindelijk niet meer opwegen tegen de waarde van de zo ontgonnen mergel. En dat was natuurlijk precies wat gebeurde juist op het moment dat de Heidelberger Zement groep CBR en ENCI overnam en men de Nederlandse economische neergang van de jaren 2001/2002 inging waar men de klinker als het ware niet aan de straten verkocht kreeg. Met het andere filiaal van hetzelfde Heidelberger Zement concern vlakbij - de CBR vestiging in Lixhe- konden de kosten van mergelwinning ook gemakkelijk vergeleken worden. En dat viel voor de ENCI niet goed uit. Jan de Jong vertrok met pensioen, en bij de Heidelberger verantwoordelijken werd al snel de conclusie getrokken dat de stekker er zo snel mogelijk bij de ENCI uit moest, en dat men Oost-Zuidelijk Nederland maar vanuit Lixhe en/of Duitsland zou bevoorraden.

Met de sterke stijging van grondstofprijzen is dit scenario nu helemaal naar de achtergrond verdreven. Plots blijkt dat juist sluiting de kosten voor het hele concern sterk zouden verhogen en dat nu op korte termijn de groeve sluiten terwijl er nog voor 12 jaar gemakkelijk en vooral goedkoper af te graven mergel te winnen valt, weggegooid geld betekent. De huidige ENCI directeur, Frans Erens, in een uitzonderlijk moment van volledige bedrijfstransparantie gaf het helder weer. “Op dit ogenblik is het €20 euro per ton goedkoper dan de wereldmarktprijs om de klinker te winnen in de Pietersberg. We produceren jaarlijks 900.000 ton. Reken maar uit." Kortom, de ENCI maakt een Sint-Pieter winst van 18 miljoen per jaar, 50.000 euro per dag. Om de economische voordelen nog scherper te stellen, met een totaal van 14 arbeiders die nog betrokken zijn bij de afgraving, levert elk van deze arbeiders het bedrijf meer dan een €1 miljoen winst op... Vanuit dit perspectief is de huis aan huis folder die FNV Bondgenoten in Maastricht verspreiden onder de titel “ENCI klem tussen werkgelegenheid en milieu” te gek voor woorden. De totale werkgelegenheid betrokken bij cementproductie bij de ENCI is 90 arbeidsplaatsen. Een kleine fractie van het aantal jobs dat destijds verloren geraakte ten tijde van de aankondiging van de sluiting van de ENCI door Heidelberger in 2004. Kortom, het gaat hier niet om een probleem tussen werkgelegenheid en milieu maar tussen privaat winstbejag en milieu.

Waarom een werknemers organisatie zoals FNV Bondgenoten zich zo laat inpakken, inzetten is wellicht een beter woord door de ENCI, ontgaat mij. In de politieke debatten hoeft de ENCI directie zelf niet aanwezig te zijn, FNV Bondgenoten staat er om het bedrijf te verdedigen. Zo wordt het bedrijf in de huis aan huis FNV folder de hemel in geprezen “een economisch gezond bedrijf wat op allerlei mogelijke manieren probeert invulling te geven aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid door verschillende verenigingen te sponsoren.... Met voorwaarden die ook een maatschappelijk belang dienen en niet slechts het belang van een aantal mensen in een mooie wijk.” Over de ENCI monsterwinst geen woord. Over de onherroepelijke schade aan natuur van de unieke Sint-Pietersberg geen woord, en over de zeer beperkte werkgelegenheid die gepaard gaat met de huidige afgravingsactiviteiten slechts misinformatie.

Het huidige, buitensporige winstpercentage op de mergelwinning uit de Sint-Pietersberg is trouwens, gezien de dramatische vraag naar grondstoffen uit landen als China en India, min of meer verzekerd voor de volgende 12 jaar. Er is geen directe reden om te verwachten dat de wereldmarktprijs voor klinker plots dramatisch zou dalen. De huidige monsterwinst is zolang de mergelvoorraad strekt min of meer verzekerd. Dat verklaart ook waarom het woordje “zuinig” waar Jan de Jong destijds zo trots op was, nu ook geen enkele rol meer speelt in het beleid van de ENCI. Afgraven, zoveel, zo goedkoop (dus niet in de diepte) en zo snel mogelijk is nu het devies. Daarom ook dat 2020 zonder al teveel problemen als de definitieve datum naar voor kan geschoven worden voor beëindiging van de afgravingsactiviteiten. Dan is de goedkoop af te graven mergel gewoon op.

In de economische theorie, zou zo’n monsterwinst natuurlijk niet kunnen. Ze zou al snel wegsmelten omwille van concurrentie; van nieuwe toetreders die de marktprijs naar beneden zouden brengen. Juist zoals vroeger zouden er vele mergelbrekers zijn die aangetrokken door de hoge klinkerprijs precies zoals over de eeuwen heen gebeurd is met als resultaat nu het beroemde gangenstelsel, de hele Sint Pietersberg beginnen afgraven, met de huidige technologie in geen tijd. Maar we leven nu natuurlijk gelukkig in een andere wereld; één  van overheden die vergunningen afgeven. Vergunningen waarin de politiek, in tegenstelling tot FNV Bondgenoten zowel de maatschappelijke kosten als de private baten in overweging dient te nemen.  

En hier doet zich precies het omgekeerde voor. De maatschappelijke waardering van natuur en open ruimte is juist ten zuiden van Maastricht sterk toegenomen naarmate de ruimtedruk en welvaart in Maastricht en omgeving over de afgelopen decennia sterk is toegenomen. Soms waan ik mij op de dijk in Blankenberge als ik langs de ENCI groeve wandel, met alle dagwandelaars om me heen. Vanuit dit perspectief wegen de private economische baten van mergelwinning en cementproductie al lang niet meer op tegen de maatschappelijke kosten. Met de dag wordt de verdere aantasting van schaarse natuur en open ruimte steeds meer gepercipieerd als een onverteerbare en onherroepelijke aanslag op een uniek gemeenschappelijk erfgoed. De provinciale en gemeentelijke overheden die zich jarenlang konden verschuilen achter toegekende vergunningen uit de vorige eeuw, komen nu plots onder druk te staan. Het centrale probleem blijft hierbij de manier waarop men destijds in concessievergunningen voorbij is gegaan aan de verandering in waardering van natuur en open ruimte, met als resultaat enorme winsten voor het bedrijf aan de ene kant en enorme maatschappelijke kosten.

Het is dan ook de hoogste tijd om al die maatschappelijke kosten die zich over de jaren heen hebben opgestapeld ten volle te laten meewegen in de beslissing om de ENCI al dan niet verdere mogelijkheden te bieden om ons nog eens voor de volgende twaalf jaar met verdere maatschappelijke kosten op te zadelen en tezelfdertijd superwinsten te realiseren.

Kortom, de conclusie anno 2008 is helder: ENCI soit-il.

25 mei 2008

blog archief