Frankrijk biedt meer: concurreren om het onderzoek van Organon

een verkorte versie van onderstaande bijdrage is verschenen in Maarten Schinkel's Forum in NRC, 21 september 2010 en MeJudice 22 september 2010

Afgelopen week bracht het Amerikaanse Johnson & Johnson (J&J) een bod uit van zo’n 1,7 miljard euro op Crucell, het bekende biotechbedrijf van het Leidse Bio Science Park. Vorige maand werd de beslissing rond de sluiting van Organon BioSciences door Merck Sharp & Dohme (MSD) uitgesteld werd tot eind dit jaar. De pharma sector is volop in beweging. Of een J&J Crucell dezelfde weg in zal slaan als MSD Organon nu, wordt op het ogenblik van het aanlokkelijke bod uiteraard sterk betwijfeld. Crucell is sterk ingebed in het Leidse universitaire onderzoek en J&J zou juist behoefte hebben aan de gespecialiseerde Crucell vaccin kennis. Toch stellen zich op termijn precies dezelfde vragen. Want quid als straks een Glaxo Smith Kline (GSK), wereldleider op het gebied van vaccins, J&J overneemt? Goed dus om toch in wat meer detail te kijken hoe het zo ver is kunnen komen met Organon Biosciences en wat de verschillen zijn met Crucell nu. Voor de goede orde het in één klap schrappen van alle Organon onderzoeksactiviteiten zou voor Nederland met zijn relatief kleine private onderzoeksinfrastructuur ongekend zijn: een daling in het totale private Nederlandse onderzoekersbestand van bijna 5%.

Eerste verschil tussen Crucell en Organon is uiteraard de, zoals nu blijkt, fatale, last minute beslissing in het geval van Organon door de Akzo-Nobel directie om Organon toch niet naar de beurs te brengen maar aan het toenmalige Amerikaanse Schering-Plough te verkopen. De € 11 miljard was een mooi bedrag voor de Akzo-Nobel aandeelhouders en het liet de multinational toe het Britse ICI op te kopen en zo wereldleider te worden in de verfsector, maar het was een beslissing tegen de directie van Organon in. Het heeft de Nederlandse kenniseconomie ook niets opgebracht. Integendeel, Akzo verrichtte in 2008 in Nederland nog amper €67 miljoen aan onderzoek, Organon Biosciences €400 miljoen. €400  miljoen die nu dreigen te verdwijnen naar de VS, Frankrijk en Zwitserland. Met verf werd Akzo misschien rijk, Nederland niet. De directie van Crucell staat nu wel achter het bod en ziet in J&J de ideale partner. Dat heeft alles van doen met een tweede factor: de snelle veranderingen in het pharma onderzoek. De ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen is slechts rendabel dankzij de toekenning van octrooien. In principe gedijt privaat onderzoek goed in zo’n omgeving. Bedrijven zijn bereid te investeren in risicovolle onderzoeksactiviteiten omdat er bij succes binnen de beperkte periode van het octrooi, en zeker wanneer het om breed toepasbare geneesmiddelen gaat, forse monopoliewinsten gerealiseerd kunnen worden. Maar blockbuster geneesmiddelen vinden wordt steeds moeilijker en de onderzoeksrisico’s steeds groter. Grote pharma bedrijven hebben het moeilijk voldoende nieuwe medicijnen te ontwikkelen om de steeds grotere onderzoeksomvang uit eigen winsten te financieren. De schaalvergroting op wereldniveau die het pharma onderzoek de laatste jaren gekend heeft, lijkt dan ook steeds meer op een vlucht naar voor: uit eigen onderzoeksfalen wordt gezocht naar nieuwe overnames. Zo werd de overname van Schering-Plough door Merck vooral ingegeven door de behoefte bij MSD snel een aantal bijkomende O&O-pijplijnen op te kopen. Maar zelf het opkopen van O&O-pijplijnen bij concurrenten is onvoldoende om de toekomst van MSD veilig te stellen. Binnen het bedrijf werd een speciale divisie opgericht met de naam External Discovery and Preclinical Science (XDPS), die gevuld moet worden met vanuit de eigen O&O-pijplijn vormgegeven externe samenwerkingen. In die zin worden de grote pharma bedrijven als het ware distributieplatforms die vooral actief zijn in de ontwikkelingsfase, inclusief regelgeving en wereldwijde marketing voor hun rekening nemen. Een model dat ook steeds meer opgang vindt in andere sectoren zoals de consumentenelectronica waar een bedrijf als Apple een gelijkaardige rol uitbouwt in relatie tot de zogenaamde applications voor zijn bekende basis i-producten. In die zin verschillen Organon en Crucell wezenlijk van elkaar.

De derde factor is het onduidelijke Nederlandse en Europese kennisbeleid. Dat beleid heeft met het eerste innovatieplatform duidelijk gekozen voor een beperkte, zogenaamde  sleutelgebieden-aanpak. Kennisondersteuning zou beperkt blijven tot een aantal kritische kennisgebieden binnen de Nederlandse economie. Daar hoorde de pharma niet echt bij. De chemie met de witte en groene life sciences wel. Intussen bleven de onderzoekskosten in Nederland vrij hoog in verhouding tot andere landen. Zoals de Figuur aantoont, werd de generieke, zogenaamde WBSO belastingsaftrek op O&O activiteiten binnen het kader van de crisisaanpak verbreed maar blijft zij in bijdrage beperkt. In Frankrijk werd een veel radicaler O&O-belastingskrediet ingevoerd. Dat de Franse president succes had met zijn telefoontje naar MSD-topman Clark had dus weinig van doen met wat er aan de telefoon werd gezegd maar eerder met de vaststelling, die Clark wellicht al veel vroeger had gedaan, dat de onderzoekskosten in Frankrijk nu de laagste zijn in Europa en zo’n 35% lager liggen per onderzoeker dan in Nederland. Het roept de vraag op naar het gebrek aan Europees beleid.

Dat beleid lijkt wat het aantrekken van private O&O-investeringen betreft steeds meer op een beggar-thy-neigbour beleid: de Europese lidstaten beconcurreren elkaar met belastingsvoordelen zonder dat Europa er op enigerlei manier beter van wordt. In die zin zou het verdwijnen van Organon in Nederland niet veel goeds voorspellen voor de duurzaamheid van de overname van Crucell door J&J. Terwijl de concurrentie tussen de onderzoekslaboratoria van de grote pharma bedrijven zelf moordend is, getuige het verdwijnen dit en volgend  jaar van zo’n 550 onderzoeksposities bij dat andere J&J pharma bedrijf in de Benelux: het Vlaamse Janssen pharmaceutica, blijken Europese overheden daar nog een schepje bovenop te doen.

Figuur: Bruto en netto O&O kosten Bron: Agoria België

Luc Soete

Hoogleraar internationale Economische Betrekkingen en directeur UNU-MERIT.