Het "nieuwe" begrotingsoverschot

Het is nu ongeveer een jaar geleden dat Thom de Graaf de Nederlandse beleidswereld wakker schudde met een opiniebijdrage in NRC over de nieuwe economie. De aanleiding was de verwachting dat met prinsjesdag '99 de Nederlandse overheid voor het eerst sinds decennia een begrotingsoverschot zou laten zien. Het leidde in Nederland tot een explosie van opiniestukken in kranten en tijdschriften over het realiteitsgehalte van de nieuwe economie en de duurzaamheid van de nieuwe economische groei. Waarschuwingen dat het vel van de beer niet verkocht mocht worden voor dat hij/zij geschoten was (Jorritsma); dat nieuwe economie binnen Europa slechts onderwerp van discussie was in Nederland (Zalm); of dat het allemaal economische onzin was (Keuzenkamp, vorige ESB hoofdredacteur) hebben niet veel zoden aan de dijk gezet. Ultieme paradox wellicht, Shapiro en Varian's populaire boek Information Rules - A Strategic Guide to the Network Economy dat met zoveel zorg het woord nieuwe economie vermeed en juist stelde dat economische principes duurzaam zijn werd in het Nederlands vertaald als De Nieuwe Economie. Over het krijgen van aandacht gesproken... Enkele weken vóór prinsjesdag 2000 lijkt de beer nu wel degelijk geschoten met een verwachte groei van 4% en een begrotingsoverschot dat snel oploopt; is het onderwerp nieuwe economie wereldwijd even verspreid als de informatie- en communicatietechnologie waarvan het zoveel verwacht; en heeft zelfs ESB zijn achterstand in bijdragen over nieuwe economie praktisch goed gemaakt. De eerbiedwaardige Koninklijke Vereniging voor Staathuishoudkunde wijdt er later dit jaar zelfs haar preadviezen aan.

Met het wegebben van de media- en beurshype rond het fenomeen van de nieuwe economie, lijkt de beleidsdiscussie over de aanwending van het nu "reële", toenemende begrotingsoverschot gek genoeg af te nemen. Toegegeven: de keuze is weinig inspirerend. Het geld (gedeeltelijk) terugpompen in de economie, - of het nu in de vorm is van investeringen in de talrijke onbevredigde behoeften in de zorg, in onderwijs, in infrastructuur of in de vorm van lagere belastingen of sociale lasten - riskeert vooral in een periode van reeds hoge economische groei en lage werkloosheid de economie nog meer te verhitten. Het sneller aflossen van een staatsschuld die, hoe dan ook, nu al in versneld tempo daalt, levert anderzijds weinig concreet voordeel op. Eerder iets om te doen bij gebrek aan beter.

Wat te doen met toenemende begrotingsoverschotten in welvarende, snel groeiende landen? Eénmaal men wat verder kijkt dan de grenzen van onze rijke, ontwikkelde wereld is dit een wereldvreemde vraag. En het is nog wereldvreemder dat zo weinig politici, hier of elders, op het idee komen om naast nationale herverdeling, initiatieven te nemen voor een "nieuwe" globale aanpak van armoede en onderontwikkeling. Het beste dat onze rijke overheden met hun overschotten zouden kunnen doen, is ze te investeren daar waar er internationaal de grootste behoefte aan is: niet louter door kwijtschelding van schulden aan de armste landen, maar door een massale, internationale investering in de basisbehoeften in die landen. Het afgelopen decennium is het aantal armen, wereldwijd, verder gestegen. In de meeste Afrikaanse landen heeft men vandaag zelfs niet langer de middelen om essentiële vaccins aan te schaffen voor eenvoudig te voorkomen ziektes, waarvan sommige zelfs een dodelijke afloop hebben. Deze investeringen zijn in ons eigen lange termijnbelang. Wanneer straks onze nationale schuld volledig zal zijn afgelost, zullen we immers voor onze pensioenen in belangrijke mate moeten rekenen op die landen: op de massale vraag naar geld en kapitaal om de gigantische behoeften in die landen te bevredigen door er te investeren, er naar uit te voeren en er uit in te voeren; en overheden aldaar geld te lenen zodat zij meer kunnen investeren in de vele essentiële voorzieningen in gezondheid, onderwijs en infrastructuur.

Het is in zekere zin de ultieme paradox van onze huidige "democratische" welvaartstaten dat het uiteindelijk "nieuwe" rijken zijn zoals Bill Gates die meer bewust lijken van de essentiële behoefte tot globale ontwikkeling. In tegenstelling tot de Amerikaanse overheid steekt Gates b.v. wel enkele miljarden in ontbrekende basisgezondheidsvoorzieningen in Afrika. Misschien dat het dan ook beter zou zijn als het Amerikaanse Ministerie van Justitie achter het net vist in zijn strijd tegen Microsoft. Wat mij betreft worden de monopoliewinsten van Microsoft beter herverdeeld naar de armste landen dan naar toch vooral welvarende windows-gebruikers in Amerika of bij ons. De talrijke stichtingen die hun kapitaalfondsen veelal vergaard hebben met monopoliewinsten, of zij nu Rockefeller, Ford of Gates heten, lijken tegenwoordig de morele uitlaatklep geworden te zijn voor het gebrek aan werelddemocratie die onze huidige wereldorde zo kenmerkt. Wordt het niet tijd, nu het zo goed gaat met onze economie en de guldens de overheidskas binnenstromen, dat Nederland zijn vergeten, internationale morele gidsrol terug opneemt? Een nationaal begrotingsoverschot heeft uiteindelijk geen globaal geweten.

Luc Soete