Vergrijzing

In 2095, wanneer niemand die dit nu leest nog zal leven -- ik veronderstel voor het gemak dat die enkele peuters die straks 100 jaar worden deze column niet lezen -- zullen er, zo vertellen ons demografen, nog 8 miljoen Italianen, 14 miljoen Duitsers en 6 miljoen Spanjaarden leven. Onder dezelfde veronderstellingen van lage vruchtbaarheid en geen bijkomende immigratie reken ik U voor dat er in 2795 nog 8 Italianen, 57 Duitsers en 10 Spanjaarden overblijven. Er is dus nog hoop voor het Nederlandse voetbalelftal… De cijfers voor België geef ik U niet, maar we kunnen zo tot 2595 nog altijd een potje bridgen met de Belgen. Volgens dezelfde berekeningen loopt er dan zo om de maand iemand rond op het Vrijthof. Met weemoed denken de overgebleven Nederlanders terug aan autowegen vol autos. In de rubriek "remember the congestion years" wordt de dagelijkse lijst van files anno 1999 opgesomd. Want men praat uiteraard alleen maar Euro-Engels meer, het Nederlands stierf uit in 2343, toen het laatste lesuur verplicht Nederlands op school afgeschaft werd.

Het is natuurlijk allemaal onzin. Bevolkingsprognoses kunnen niet zomaar tot ver in de toekomst doorgetrokken worden. Niettemin geven de boven geciteerde, hypothetische cijfers goed weer dat in een week waarin we volgens de Verenigde Naties de 6 miljardste mens verwelkomen -- op 12 oktober om precies te zijn -- zich in Europa vooral een probleem voordoet van opmerkelijk lage vruchtbaarheid die onvoldoende is om de Europese bevolking op termijn op peil te houden. Vooral in de Zuid-Europese landen ligt het vruchtbaarheidscijfer bijzonder laag, lager b.v. dan in het Frankrijk van 1917, het tot dan toe laagste, bekende vruchtbaarheidscijfer. Europa wordt oud.

Vergrijzing in onze landen is in velerlei opzichten een paradoxaal "probleem". Enerzijds is vergrijzing het resultaat van de steeds betere kwaliteit van medische verzorging en levensonderhoud, waardoor de levensverwachting de laatste dertig jaar sterk is toegenomen: kortom mensen leven langer. Anderzijds is vergrijzing ook het resultaat van de dalende vruchtbaarheid als gevolg van de grotere individuele keuzemogelijkheden van vrouwen om al dan niet kinderen te hebben. Het zijn met andere woorden twee belangrijke verwezenlijkingen van deze eeuw die aan de basis liggen van het vergrijzingsprobleem van de volgende eeuw.

In eerste instantie heeft een daling in de vruchtbaarheid slechts positieve effecten op welvaart. Er moeten immers minder monden gevoed worden en er is ook meer tijd beschikbaar om zich met elk individueel kind bezig te houden. Tezelfdertijd zijn er nu ook meer mogelijkheden voor een snellere herintrede van vrouwen op de arbeidsmarkt en kan genoten worden van een dubbel gezinsinkomen. Toenemende rijkdom gaat dan ook gepaard met kleinere gezinnen en kleinere gezinnen met toenemende welvaart. Familierelaties veranderen echter ook. Wellicht hebt U meer broers en zussen dan kinderen. Wellicht hadden uw grootouders meer kleinkinderen, dan U hebt of een dag hoopt te krijgen. Familiereünies worden kleiner en achterneven en -nichten moeten erbij gesleurd worden om het gezellig te houden. Opnieuw valt meer geld en tijd te besteden voor elk lid van de familie. Erfenissen dienen over kleinere aantallen nakomelingen verdeeld te worden. Op termijn echter komt de ouderenlast op de schouders te liggen van een wel heel kleine bevolkingsgroep van actieven. Arbeid wordt schaars en het inkomen uit kapitaal, inclusief de gespaarde pensioenen, daalt. Ouderen moeten uit pure noodzaak opnieuw aan het werk omdat hun inkomen daalt. Voor de categorie van jonge ouderen is dit in zekere zin geen probleem. Dankzij verdere medische doorbraken zal de levensverwachting nog verder toenemen en zullen mensen die gezond zijn op hun 65ste zonder al te veel gezondheidsproblemen door kunnen werken tot hun 75ste. Nadien echter groeit de groep van afhankelijke ouderen, die zorg en begeleiding nodig hebben sterk. En de vraag is natuurlijk wie voor hen zal zorgen.

Klinkt dit alles U enigszins zorgwekkend in de oren dan wordt het tijd om er iets aan te doen. Want er valt wel degelijk iets aan te doen. Enerzijds is ons beleid over de jaren heen ongetwijfeld gezins- en vooral moeder-onvriendelijk geworden. Enquêtes tonen b.v. aan dat de huidige gezinnen niet langer bereid zijn zelf op te draaien voor alle kosten van kinderen, maar ook dat zij minder kinderen hebben dan ze zouden willen. Er is ongetwijfeld een tendens waarneembaar waarbij tweeverdieners bewuster op latere leeftijd kinderen hebben. Maar deze nieuwe trend blijft, tot op heden althans, marginaal. In plaats van het opbouwen van een WAO-reservepot, zou de overheid er dan ook beter aan doen te investeren in gezinnen. Anderzijds is er natuurlijk de immigratie, niet als bedreiging maar als garantie voor onze oude dag. Het zullen uiteindelijk de winsten zijn uit de fabrieken in ontwikkelingslanden die onze pensioenen zullen moeten betalen en de jongeren uit de ontwikkelingslanden die voor ons zullen moeten zorgen.

Luc Soete