Graetheide als proeftuin voor DSM

Als er ooit een onderneming heeft bestaan waarvan de oorspronkelijke naam op geen enkele wijze (meer) de lading dekt, dan is het wel Dutch State Mines. Met meer dan 200 bedrijfslocaties in 40 landen, volledige privatisering en geen enkele mijnbouwactiviteit in de productieportefeuille sinds 25 jaar, doet het DSM acronym eerder denken aan een "Do-it-yourself SM" merknaam. Vooral als men bedenkt dat DSM wellicht wereldwijd het meest succesvolle voorbeeld is van industriële aanpassing van een staatsmijnbouwbedrijf tot het huidige beursgenoteerde chemieconcern met een jaarlijkse omzet van zo'n slordige fl 15 miljard.

DSM's structurele aanpassing gedurende de laatste 30 jaar is in meer dan één opzicht merkwaardig. Vanuit het perspectief van ruimtebeslag heeft zich een ingrijpende structurele transformatie en sanering voorgedaan van de oorspronkelijke elf mijnterreinen, verspreid over de hele oostelijke en westelijke mijnstreek, tot de huidige centrale vestiging te Geleen. De reserveclaim die DSM eind jaren 70 legde op de 80 ha van Graetheide, was vanuit dit perspectief, begrijpelijk en ook redelijk, vooral in verhouding tot de meer dan 700 ha die de mijnbouw Zuid Limburg als het ware terugschonk aan woningbouw, recreatie en natuur. Vanuit het perspectief van wat zoal aan chemische producten geproduceerd werd, was de industriële aanpassing niet minder indrukwekkend. De laatste dertig jaar werd met succes gezocht naar creatieve oplossingen voor de vele niet-gebruikte bijproducten, zoals benzaldehyde en blauwzuur, die vrij kwamen bij het produceren van populaire bulkchemie producten, zoals caprolactam en acrylonitril, beide uitgangspunt voor synthetische garens en vezels.

En zo ontwikkelde DSM zich tot wereldproducent van fijnchemicaliën, waarbij het zijn concurrenten voor kon zijn omdat het ter plekke de basisproducten voor deze fijnchemie aan een spotprijs beschikbaar kon stellen. Niet cruciale bedijfseenheden werden verkocht, terwijl acquisities en joint ventures de positie in de fijnchemie verder versterkten. De bulkchemie bleef echter essentieel: als cash flow en comparatieve voordeelfactor voor de fijnchemie. Afgelopen jaar werd met de aankoop van Gist Brocades de kroon op dit aanpassingsproces gezet waarbij het bedrijf eindelijk wat minder de speelbal van de wisselende conjunctuur in de chemie kan worden met de productie van wat dan "life science" producten heet: met name farma bouwstenen en biotechnologie. In deze sector verwacht DSM de snelste groei en heeft het ook de grootste investeringsplannen zoals de eind vorig jaar aangekondigde nieuwe investeringen van zo'n fl. 250 miljoen in een fabriek voor een anti-biotica halffabrikaat in de propvolle Delftse vestiging.

Maar hoe nu verder met de Geleense vestiging van DSM? Heeft DSM Graetheide nog wel nodig zoals Harry Coervers vorige week stelde in deze krant? Vast niet, stelt Hub Bemelmans, voorzitter van het Graetheide comité, in zijn bijdrage de week voordien. Eerst en vooral moet duidelijk zijn dat DSM niet uit Limburg weg kan. Het zit "met fabrieken en pijpleidingen" vast aan een, zoals nu blijkt, perfecte ligging: een strategisch knooppunt van pijpleidingen met aanvoer van petrochemicaliën uit Rotterdam, Antwerpen en Gelsenkirchen en afnemers in Ruhrgebied en onmiddellijke nabijheid zonder Randstadcongestie. De beschikbaarheid van Graetheide voegt hieraan ongetwijfeld additionele locatievoordelen toe b.v. in "gastvrijheid" in het aangaan van nieuwe allianties, maar is uiteindelijk niet cruciaal voor het levensbehoud van het bedrijf. Ten tweede, en zoals het eigen DSM verleden goed weergeeft, veranderen de omstandigheden voor industriële productie steeds weer: structurele aanpassing lijkt een "never ending story". Dat Graetheide essentieel zou zijn voor bijkomende capaciteit voor industriële bulkchemie lijkt weinig overtuigend, of moet de Geleense vestiging een soort permanente melkkoe worden voor de meer hoogwaardige life science activiteiten in de Randstad?

Vanuit ruimtelijk maatschappelijk perspectief lijkt een heroverweging van de ruimteclaim van DSM op Graetheide dan ook terecht. De ruimtedruk is in Zuid-Limburg de afgelopen 20 jaar sterk toegenomen. 80 ha vertegenwoordigt heel wat ruimte in een kleine grenscorridor met plannen voor een Grensmaasproject, uitbreiding van de A2 tot driebaansautosnelweg, verbreding Julianakanaal, om niet te spreken over woningbouwbehoeftes. Graetheide dan maar behouden voor biologische landbouw of als verbindingszone tussen Landschappark De Graven en de Grensmaas zoals Groen Links of het Graetheidecomité voorstellen? Eventueel, maar waarom niet zoeken naar nieuwe creatieve oplossingen waarin ook DSM zich kan vinden en die passen in de brede, nieuwe milieubewuste visie van het provinciaal omgevingsplan.

Op lange termijn, en daar is ook DSM zich van bewust, zal de chemie uiteindelijk geconfronteerd worden met de uitdaging zich om te vormen in de richting van duurzaamheid. Van producent van petrochemische derivaten: producten gewonnen uit fossiele grondstoffen zoals aardolie, in de richting van een producent van duurzame plantchemie waarbij grondstoffen uit planten en bomen zoals vezels en cellulose gebruikt worden. Nu reeds wordt een klein aantal producten op deze manier vervaardigd, echter niet in Geleen. Het productieproces om uit cellulose bulkchemie te ontwikkelen was tot op heden vrij milieu-onvriendelijk, maar de technologische kennis hieromtrent verbetert snel. In Delft werkt DSM aan een groene route aan de hand van celculturen en micro-organismen. Waarom niet in Graetheide, met zijn logistiek optimale ligging voor scheeps- en railtoevoer, om niet te spreken over het geplande ondergrondse buizentransportsysteem, een proeftuin ontwikkelen voor duurzame plantchemie?

Wil DSM overleven in Limburg dan zal het ook in Limburg nieuwe comparatieve voordelen dienen te ontwikkelen. Zoals Limburg zich van zwart naar groen ontwikkeld heeft, zal ook DSM zich in Limburg verder dienen te ontwikkelen vanuit een zwart kolenverleden in de richting van duurzame bronsgroene plantchemie.