De gesloten universiteit

Vorige maand is uiteindelijk het ministeriële doek gevallen over de toekomst van de Open Universiteit. Geen fusie met de Maastrichtse universiteit ter versterking van de regionale Limburgse kennisinfrastructuur, maar keuze voor een landelijk consortium met andere hogere onderwijsinstellingen. De Open Universiteit wordt, zoals door de Minister van in den beginne geëist, beknot op haar overheidstoelage met zo'n 15 miljoen, maar krijgt dankzij de vrijgevigheid van de twee Amsterdamse universiteiten, de Universiteit van Twente en acht HBO-instellingen 17 miljoen om zich met behulp van haar partners verder te ontwikkelen tot digitale universiteit. Voor de HBO-instellingen een kleine afkoopsom om straks ook serieuze universitaire "masters" diploma's te kunnen afleveren, voor de participerende universiteiten een kleine investering om zich straks in Nederland met de OU onder de noemer van afstandsonderwijs te kunnen profileren, voor de minister een bezuiniging van 15 miljoen, en voor de OU 2 miljoen bijkomende middelen. Tel je voordeel uit. Noch de UM, noch de Hogeschool Limburg doen echter mee, enkel de Fontys-Hogescholen claimen met hun vestigingen in Venlo, Roermond en Sittard het consortium een geografische band met de Limburgse regio te bieden.

Als hoogleraar van de UM past het misschien niet hier een oordeel te vellen over de gekozen optie. Niettemin toch een aantal overwegingen. Acht maanden geleden verdedigde ik hier de idee van één geïntegreerde Limburgse universiteit met drie locaties: Diepenbeek, Maastricht en Heerlen waarbij met name de OU als Heerlense vestiging versterkt zou worden met een aantal faculteiten die vanuit Maastricht overgeheveld zouden worden. Het voorstel werd door zowel het éémansbestuur van de OU als het College van Bestuur van de UM publiekelijk gekraakt, lokale politici daarentegen reageerden eerder positief. Intussen is de moeilijke, grensoverschrijdende weg in de richting van een fusie tussen UM en LUC wél ingezet. De Transnationale Universiteit Limburg waar nieuwe informatie- en communicatietechnologie, zeg maar digitalisering, en ook levenslang leren hoog in het vaandel staan, zal het echter zonder de expertise van de OU moeten doen. Het blijft wat mij betreft een gemiste kans voor de regio. De vervanging van Datema door Thijs Wöltgens tot voorzitter van het bestuur van de OU had immers de indruk gewekt dat de OU zich eventueel toch als regionale universiteit zou kunnen profileren. Zover is het niet gekomen. De keuze voor het consortium legt de nadruk opnieuw op de hoofdzakelijk landelijke rol voor de OU, ditmaal als digitale universiteit.

Als econoom moet je echter oog hebben voor de eventueel positieve economische aspecten van deze politieke ontwikkelingen. Concurrentie vooral in hoger onderwijsland kan geen kwaad. In zekere zin zou het voor Limburg zelfs goed zijn als er daadwerkelijk wat meer concurrentie optrad tussen de hogere onderwijsinstellingen, in het aanbod van hoger onderwijs, in het concurreren om de gunst van de Limburgse student. De afgelopen 25 jaar is de opleidingskloof wat het hoger onderwijs betreft tussen Limburg en de rest van Nederland enkel toegenomen. En het is ook die kloof in opleidingsniveau die het bedrijfsleven in Limburg voor steeds grotere problemen stelt. Het aanvaarden en erkennen van concurrentie is ook illustratief voor de economische volwassenheid van Limburg. De gemeenschappelijke regionale visie die zo kenmerkend was voor de vroegere periode van herstructurering en succesvol Haags lobby-werk voor regionale steun heeft effectief haar samenhorigheid verloren. Zoals in elke welvarende regio, komen nu, sterker dan voorheen, verschillende regionale belangen boven drijven. En zeg nu zelf, is het feit dat Amsterdam en Twente met hun Watergraafsmeer, Gigaport en Telematica instituut de OU in Heerlen komen vrijwaren van ministeriële bezuinigingen, geen teken van regionale ontvoogding? Het is maar hoe je het bekijkt...

Toch zijn er heel wat bedenkingen te maken rond de ingeslagen route van een digitale universiteit die zich landelijk in de vorm van een formeel consortium wil profileren. De OU was traditioneel een Nederlandstalige universiteit waar allerlei studenten, jong en oud, in welke stad of dorp ze ook woonden, afstandsonderwijs konden volgen, du moment dat ze Nederlands konden lezen, schrijven en praten. De OU wordt nu een digitale universiteit. Digitalisering houdt echter precies de vervaging in van nationale grenzen. Een digitale universiteit moet, kan in zekere zin alleen maar internationaal opereren. En dat kan ongetwijfeld niet in het Limburgs, maar wellicht ook niet in het Nederlands. De OU was ook een "open" universiteit, open naar andere universitaire instellingen. Met een consortium waarvan de leden een fors entréégeld mochten betalen, ook al is het wellicht wederom met overheidsgeld, lijkt deze open structuur niet houdbaar. Universiteiten en HBO-instellingen buiten het consortium mogen niet meedoen, tenzij ze toegangsgeld betalen en de zegen krijgen van de zittende leden van het consortium. De OU lijkt dan ook eerder een "gesloten" universiteit te worden die het digitaal onderwijsaanbod van de partners bundelt. Een gesloten, landelijke, digitale universiteit: het businessplan zal er heel overtuigend moeten uitzien. Benieuwd wat Thijs Wöltgens er allemaal van denkt.

Luc Soete