De ENCI en de St-Pietersberg

Zoals zovele anderen ("Natuur en industrie smelten samen in navel van Maastricht", DL 8/09/1997) ben ik dit weekend een kijkje gaan nemen in de ENCI groeve en de geplande herinrichting van de groeve voor 2055. Vermits er practisch geen kans is dat ik dit ooit in werkelijkheid zal zien, leek het me leerzaam om te horen wat ENCI en Natuurmonumenten, de gemeenschappelijke organisatoren en beheerders van de St-Pietersberg, met de toekomst van onze berg op het oog hebben. De dag van de natuur naar aanleiding waarvan deze open dag op de Sint-Pietersberg georganiseerd werd stond in het teken van het water. Zo konden we in de groeve de eerste aanzetten van het "eerste en enige Nederlandse mergelmeer" aanschouwen: "de parel in de kroon van de St-Pietersberg, en de kroon van het opbouwende werk van ENCI" zo kon men in de ENCI-brochure lezen. Op de randen van dit meer ontwikkelt zich nu "een uniek kalkmoeras": een rijk geschakeerde biotoop met allerlei zeldzame planten, insecten, watervogels, padden, enz., "een natuurgebied waar de mens het geven en nemen zoveel mogelijk met elkaar heeft weten te verzoenen", zo gaat het ENCI- verhaal verder. Ook D'n Observant wordt een meer, wellicht het voorbeeld van ENCI geven en nemen: in 1976 opengesteld voor het publiek als kunstmatig, maar uniek uitkijkstukje grensnatuur, beloond met milieuprijzen allerhande, en straks weer afgenomen en omgevormd tot nog een meer: "D'n Diepe Put". Ergens wel logisch zou je denken, om 1.8 miljoen ton cement per jaar te produceren bouw je geen bergen, maar maak je slechts putten. In het geval van ENCI kan men bewonderen hoe diep die putten wel worden. Het meer dat zich over ongeveer het volledige afgravingsterrein zal uitstrekken zal dan ook diep zijn, héél diep, het overgrote deel effectief een waterwoestijn: het spiegelbeeld van wat zich intussen bovenop het resterende deel van de berg (en ook het Jekerdal) aan het voltrekken is, een wellicht uitgedroogd landschap na jaren grondwater weggepompt te hebben a rato van 1 miljoen kuub per jaar tot op steeds grotere dieptes. Toppunt van milieucynisme is wellicht het idee dat het mergelmeer ook "de functie van drinkwaterspaarbekken" kan vervullen.

En de ENCI zelf, vraagt U zich dan af, die houdt er anno 2055 toch mee op. Dat dacht U maar. "Wanneer de afgraving stopt", zo lezen we in de ENCI-brochure, "zal de fabriek in gebruik blijven". Begrijpe wie het begrijpen kan. Omwille van de economische noodzaak van mergelwinning, wordt beetje bij beetje de St-Pietersberg verder en dieper afgegraven, verdwijnt D'n Observant, wordt het zo belangrijke peil van het grondwater in het gebied aangetast. Maar als straks alle Nederlandse St-Pietersmergel op is, kan de fabriek rustig voortdraaien. Maar waarom dan niet nu? Of is het de bedoeling dat de ENCI-fabriek dan haar economisch rendement uit andere activiteiten haalt zoals afvalverbranding? Het ENCI-verhaal klopt langs geen kanten. Er lijkt in wezen geen economische noodzaak om de St-Pietersberg verder af te graven: noch in de breedte, noch in de diepte. Het is alleen goedkoop en gemakkelijker; de herinrichting lijkt uiteindelijk niets meer dan een goedkope manier om tijd te kopen en de volgende vergunning binnen te lijven.

Het meest opmerkelijke in dit hele verhaal is uiteindelijk de rol van Natuurmonumenten, de nieuwe buur van de ENCI. De vereniging is duidelijk begaan met het goede milieudoel, maar de gemeenschappelijke vijand die ze met ENCI gevonden heeft, zijn U en ik. De gewone wandelaar die op de berg wat natuurrust en wandelgenot zoekt, die met kinderen of hond wat van de gezonde natuurlucht wil profiteren, soms met verrassing de schoonheid van de wisselende jaargetijden aanschouwt en steeds weer geconfronteerd wordt met de stof-, CO2 en geluidsvervuiling van de naburige ENCI-fabriek. Die gewone burger mag nu slechts langs de door Natuurmonumenten afgelijnde paadjes wandelen tussen zonsopgang en -ondergang, hond aan de lijn, en kijken; vooral niet aankomen. De echte natuur is voor de schapen, de oehoes, de milieu- en natuuropzichters van Natuurmonumenten en de ENCI: de mens is omgedoopt tot vijand van de natuur, de ENCI en Natuurmonumenten de beschermheren voor het behoud van de natuur en de St-Pietersberg. Zoals Bas Rijk, de ENCI-milieucoördinator het stelt in het ENCI-blaadje: "het blijkt dat de natuur in afgesloten gebied zich beter ontwikkelt".

Uiteraard, dat merk ik in mijn tuin ook, maar om de onherstelbare ingrepen van mergelwinning op landschap en natuur te rechtvaardigen aan de hand van natuur's dikwijls onverwachte capaciteit tot herstel van bijna uitgestorven plant- en diersoorten gaat mij veel te ver. Of zegt de ENCI toe dat, elke keer als een oehoe zijn nest gebouwd heeft in de volgende af te graven mergellaag, of een zeldzame plantensoort zich genesteld heeft op een nog af te graven plek, men een ommetje maakt?

Feit is dat de cementindustrie zoals New Scientist onlangs nog rapporteerde één van de meeste onderschatte bronnen is van broeikasgassen en b.v. meer bijdraagt tot het broeikaseffect dan het geheel van de luchtvaart. Feit is ook dat er binnen de toenemende milieu- en ruimtedruk van deze dichtbevolkte regio, geen plaats is voor deze soort primaire industriële activiteiten. Mergelwinning in een gebied met unieke landschappelijke waarde als de St-Pietersberg is een anachronisme uit het verleden. Rechtvaardiging zoeken voor de huidige, en de volgende vijftig jaar, continue aanslag op dit landschap tot uiteindelijk niets anders overblijft dan een enorm diepe put met het argument dat ENCI er op deze manier voor gezorgd heeft dat dit alles uitmondt in een "uniek mergelmeer"; een "schitterend natuurgebied", is niet alleen een wissel trekken op de toekomst, het is ook de toekomst in pacht geven juist aan hen die tot op heden nog nooit hebben kunnen bewijzen een stapje terug te doen en de bestaande natuur het nodige respect te geven.


St-Pietersberg Anno 1998: D'n Observant (links) en de groeve (rechts)


St-Pietersberg Anno 2055: D'n Diepe Put (links), het unieke mergelmeer (rechts) en... nog steeds ENCI's rook.

Luc Soete
11 september 1997