Economen en de Economische en Monetaire Unie (EMU)

Vorige week donderdag (13/02) publiceerde de Volkskrant een open brief van zeventig Nederlandse economen onder de titel: "Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg". De laatste keer dat ik gevraagd werd een open brief van economen te ondertekenen, was begin 80 toen de Royal Economic Society een brief liet circuleren waarin Mevrouw Thatcher's economische basisprincipes van "gezond kruideniersboekhouden" omschreven werden als iets dat geen economisch hout sneed. Ik werkte toen pas enkele jaren in GrootBrittanië en vond dat ondanks mijn sympathie voor de stellingen in de brief, ik mij als buitenlander beter afzijdig kon houden. Het publieke hoongelach dat op de open brief volgde, zal ik ook nooit vergeten. "Als academische economen zeggen dat ik verkeerd bezig ben", herinner ik mij nog Mevrouw Thatcher voor de televisie declamerend "dan weet ik zeker dat ik goed bezig ben". De Britse economen zijn het niet echt meer te boven gekomen. Je zou dus denken dat ik mij ook deze keer niet zou laten strikken tot een publieke, corporatistische uiting van vrijmoedigheid. En inderdaad, pas was de brief afgelopen donderdag uit of nog in dezelfde Volkskrant stonden de sarcastische commentaren van met name ex-collega's: Tweede Kamerlid Rick van der Ploeg deed de brief af als "te laat", "Alice-in-Wonderland visie", zelfs "gevaarlijk". Ook ex-collega, Minister Zalm, had het over "onzin" in het programma Het Buitenhof.

Het gekke is natuurlijk dat er in de brief niet veel anders stond dan dat waar de meeste economen sinds het Verdrag van Maastricht akkoord over zijn: of het nu buitenlandse of Nederlandse economen zijn, namelijk dat het EMU-verdrag gebaseerd is op "dubieuze economische veronderstellingen" en dat "het ontbreekt aan wetenschappelijk verantwoorde economische onderbouwing van de EMU eisen". Zelf heb ik indertijd naar aanleiding van de jaarlijkse vergadering van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde (de oude Nederlandse omschrijving van economie) die in 1993 in Maastricht werden gehouden, en hoe kon het anders over "Maastricht" gingen, in een bijdrage met collega Joan Muysken, de EMU vergeleken met het plaatsen van het dak op het Europese huis, waarbij de "Eenheidsmarkt" (Europa 1992) de funderingen waren. De muren: het werkgelegenheids- en sociale beleid, het migratiebeleid, het milieubeleid, het fiscale beleid, etc., is men vergeten. Men kan zich natuurlijk, zoals de scheidende secretaris-generaal van Economische Zaken, Ad Geelhoed, onlangs in ESB argumenteerde, een proces van beleidsconcurrentie op deze gebieden inbeelden. In de populaire Eurospeak taal zou ik stellen dat het nu een virtueel Europees huis is waarbij de muren in dit scenario volgens de geliefkoosde Brusselse principes van "géometrie variable" door de lidstaten continu verschoven en aangepast worden. Het risico dat het dak naar beneden valt blijft m.i. toch wel levensgroot. Vooral gezien de zeer geringe middelen die op het federale niveau door de Europese Unie uiteindelijk zelf beheerd worden (1,2% van het Europese BBP).

Redenen genoeg om heel wat economische vragen te stellen bij de EMU. Zelf erger ik mij vooral aan de manier waarop de EMU-criteria het economische beleid hebben teruggebracht tot "boekhoudbeleid"; het macro-economisch blind varen op een aantal geaggregeerde monetaire cijfers, waarvan de keuze en noodzaak niet echt duidelijk zijn. Zoals de Belgische Professor De Grauwe het stelt: "the remarkable thing about the Maastricht entry conditions is that they have so little to do with economics... On balance the Maastricht convergence criteria are obstacles to a monetary union." Cijfers die echter ook, zoals in het geval van inflatie, in toenemende mate vertekend zijn en m.i. vooral in Europa geleid hebben tot een overbekommernis met inflatie. Ik heb vorig jaar op een conferentie van statistici voorgesteld dat men de macro-economische cijfers in het vervolg zou presenteren met een waarschuwende sticker: "gebruik van deze cijfers kan de gezondheid van uw economie ernstige schade toeberokkenen". Dit soort beleid, gecristalliseerd in een onafhankelijke Europese bank die, in tegenstelling tot de Amerikaanse FED in haar statuten met geen woord rept over reële doelstellingen zoals werkgelegenheid, houdt uiteindelijk geen beleid in.

De macro- of monetaire economen van enige faam die zich de afgelopen vijf jaar niet kritisch hebben uitgelaten over de EMU kunnen dan ook op één hand geteld worden. Een citaat van de ex-directeur van het CPB, de huidige Minister Zalm uit het Nederlandse economendebat 1992 over onder meer de EMU: "De normen voor de overheidsfinanciën uit het EMU- verdrag ontberen een deugdelijke economische onderbouwing"; in hetzelfde economendebat wordt Rick van der Ploeg, de huidige financiële woordvoerder voor de PvdA, als volgt geciteerd: "De EMU-normen noemt hij arbitrair, te restrictief, procyclisch en leidend tot een scheefgroei binnen de overheidsuitgaven". In de open economenbrief van vorige week wordt gesteld dat de EMU-criteria een "pro-cyclisch beleid in de hand werken". Uiteraard begrijp ik dat gezien hun politieke verantwoordelijkheid noch Zalm, noch van der Ploeg de open economenbrief mee konden ondertekenen, maar hun overreactie vind ik ongepast. Geef mij dan liever iemand als De Grauwe, ook politiek actief, maar nog steeds even duidelijk tegenstander van EMU als hij altijd als econoom geweest is.

Laten we dus niet flauw doen: de EMU beantwoordt in de eerste plaats aan een politiek project, de economische onderbouwing is en blijft ronduit zwak. Of EMU nu een politiek gepasseerd station is, doet hier uiteindelijk weinig terzake. Als academische econoom die aan de wal staat, blijft het m.i. zonder meer nuttig politici, vooral wanneer die een kort geheugen hebben en zich beroepen op hun ex-expertise om de brede opinie van hun vakbroeders naast zich neer te leggen en zelfs als "gevaarlijk voor het publiek" te bestempelen, te confronteren met hun eigen politiek opportunisme.

Luc Soete