LIOF 25 jaar

LIOF viert vandaag zijn zilveren jubileum. Opgericht in 1975 als regionaal ontwikkelingsfonds om het nationale regionale beleid in Limburg te implementeren, is LIOF over het laatste decennium uitgegroeid tot een regionaal investeringsinstrument ten dienste van en voor de regio. Ten aanzien van beslissingen, zoals de omvang van participaties in nieuwe bedrijfsinitiatieven houdt een Raad van Commissarissen toezicht waarin EZ een hoofdrol speelt Van de 50 miljoen die LIOF verdiende aan de verkoop van een aandelenpakket in Libertel moest dan ook 20 miljoen aan Den Haag als dividend betaald worden. Nederland is en blijft een vrij centralistisch land. De vrijheidsgraden die Den Haag de regio's toekent worden slechts mondjesmaat verleend. De minste "interpretatie uitbreiding" van bestaande regels wordt aangegrepen om de regels en centrale controle te verscherpen zoals in het geval van de Zuid-Limburgse Kamer van Koophandel. De transparantie, efficiëntie en het strategische fingerspitzengevoel van regionale instellingen dient dan ook van bijzondere kwaliteit te zijn, in velerlei opzichten van hogere kwaliteit dan dat van nationale instellingen. Twee heren dienen immers gediend: de nationale voogdij autoriteit die vooral geen bevoegdheden wil afstaan en elke kans aangrijpt om zijn cruciale rol te beklemtonen, en de regionale politiek die hunkert naar meer bevoegdheden en politieke munt wil slaan uit regionale ontwikkelingsinitiatieven. Frans Koelman en de zijnen hebben de afgelopen jaren met vernuft, en af en toe een goede dosis geluk, de middenweg weten te vinden tussen lokale politieke druk en nationale regeldrift. Daarbij hebben ze ongetwijfeld zelf ook mee kunnen surfen op het opmerkelijke succes van Limburg's regionaal structuurbeleid van de afgelopen 25 jaar.

Van een geografisch perifeer gelegen, enigszins gesloten en economisch achtergebleven gebied in de jaren 70 veranderde Limburg in een ambitieuze, zelfbewuste en binnen Europa vooruitstrevende regio. Deze omslag had veel te maken met het uitzonderlijk succesvolle herstructureringsproces dat Limburg, en dan met name Zuid-Limburg, na het sluiten van de mijnen in 1965-'75 onderging. Zoals elders hielden de mijnsluitingen een uitzonderlijk zware ingreep in in de sociaal-economische ordening van de regio. Anders dan elders voltrok dit proces zich sneller en succesvoller. Het is het onderbelichte deel van het Nederlandse poldermodel: het streven vanuit het perspectief van algemeen nationaal belang naar een geografische spreiding van welvaart door achtergebleven regio's daadwerkelijk te steunen met spreiding van middelen en investeringssteun. De polder strekte zich uit tot Limburg. Het heeft Limburg geen windeieren gelegd. Ook al ligt het welvaartspeil volgens officiële cijfers nog steeds achter op de rest van Nederland, de economische groei, de arbeidsparticipatie en de werkloosheid liggen nu min of meer op eenzelfde niveau als Nederland. Het "oude" regionale beleid lijkt in velerlei opzichten zijn doel bereikt te hebben. Tijd dan ook om LIOF op te doeken en het tekort aan hooggeschoolden op de Limburgse arbeidsmarkt met wat ex-LIOFers te verlichten ?

Het is ongetwijfeld tijd voor een herbezinning over rol en nut van regionaaal beleid. De recente economische ontwikkelingen in Limburg, de rest van Nederland en de rest van de wereld roept een aantal nieuwe strategische beleidsvragen op. De eerste heeft betrekking op de versnelling in het economische veranderingsproces dat zich de laatste jaren wereldwijd, in Nederland en ook in Limburg heeft voorgedaan. De economische groei lijkt in een stroomversnelling terecht gekomen. Met name informatie- en communicatietechnologie heeft zich een nadrukkelijke "nieuwe" plaats in onze samenlevingen weten te bemachtigen met ingrijpende gevolgen voor individuen, bedrijven, landen en ook regio's. Uiteraard heeft deze nieuwe trend zijn uitwerking op regionale groei en structurele verandering in Limburg niet gemist. Aan de ene kant lijkt Limburg hier goed op ingespeeld te hebben, onder meer dankzij het aantrekken met LIOF-steun van bedrijven in enkele nieuwe gedereguleerde sectoren zoals die van de mobiele communicatie en nieuwe vormen van dienstverlening zoals "call centres". Aan de andere kant hebben deze ontwikkelingen sterker dan voordien ook de structurele zwaktes van Limburg naar voren gebracht: een gefragmenteerde en gebrekkige kennisinfrastructuur, beperkte aanwezigheid van bestaande bedrijven in "nieuwe" content sectoren, een vrij traditionele industriële structuur, geringe ondernemingsdynamiek, etc. Een "nieuw" regionaal beleid zal hieraan meer aandacht dienen te besteden. Een tweede strategische vraag heeft betrekking op de Europeanisering van Limburgs geografische ligging Vanuit dit perspectief houdt samenwerking over de grens heen veel meer in dan additionele ontwikkelings- en groeikansen, waarop mits voldoende financiële steun uit Brussel, kan ingespeeld worden. In plaats van vrijblijvende mogelijkheden voor verdere regionale ontwikkeling gaat het hier eerder om regionale overlevingskansen in Europa. Het centraal stellen van dit uitgangspunt biedt nieuwe mogelijkheden om oplossingen te vinden voor de groeispanningen die gepaard gaan met Limburgs huidige, succesvolle, endogene groeiproces in het bredere Europese kader, voordat die groeispanningen het succesvolle ontwikkelingsproces in gevaar brengen. Dat vereist echter een andere regionale beleidsvisie: een visie die zich vanaf het begin richt op gemeenschappelijke grensoverschrijdende belangen. Kan dit echter met het huidige beleidsinstrumentarium? Een derde beleidsvraag heeft betrekking op de bevolkingsontwikkeling in Limburg. Sterker dan de rest van Nederland kampt Limburg met vergrijzing en ontgroening. In tegenstelling tot de rest van Nederland, neemt het arbeidsaanbod, migratiestromen buiten beschouwing gelaten, reeds dit decennium af. Het huidige arbeidsmarkttekort in Limburg is dan ook structureler van aard. Het signaleert een voor de regio opmerkelijke, gezien de zware herstructurering van het verleden, historisch nieuwe ontwikkeling: die van arbeidschaarste.

In het vandaag aan LIOF gepresenteerde rapport "Limburg op nieuwe kracht" worden aanbevelingen geformuleerd voor een "nieuw" regionaal beleid. LIOF kan daarin een belangrijke rol spelen door in te spelen op deze ontwikkelingen. In het komende decennium zal ook wat regionale ontwikkeling betreft wellicht nieuwe financiële ruimte ontstaan. Voor een nu relatief welvarende regio als Limburg vormt dit een bijzondere uitdaging. De gemeenschappelijke visie, die zo kenmerkend was voor de vroege periode van herstructurering na de mijnsluitingen, heeft na decennia van succesvol Haags en Brussels lobbywerk voor regionale steun heel wat van haar samenhorigheid verloren. Verschillende belangen komen sterker dan voorheen bovendrijven: tussen Noord- en Zuid-Limburg; tussen grotere en kleinere steden; tussen landbouw, natuur en bedrijven in hun claims op ruimtegebruik; tussen autochtone ingezetenen en migranten anderzijds. Kortom, een gemeenschappelijke visie rond verdere regionale ontwikkeling is niet langer zo eenvoudig te identificeren. De uitdaging voor het regionale beleid, hun vertegenwoordigers en uitvoerders is dan ook groot. Frans en de zijnen hebben nog werk zat.

Luc Soete