Small was beautiful

 

Er was eens een tijd dat kleine landen grote economische en politieke invloed hadden. Dat regeringsleiders van kleine landen de wereldpers haalden, zonder dat de nationale pers daar onmiddellijk een eigen nieuwsitem van moesten maken. Maar nu, en zeker sinds de aanslagen van 11 september, doet zelfs de eigen nationale pers laatdunkend over politici die zich internationaal proberen te profileren. Zo werd de opdringerigheid van onze premier Kok om zich vorige week tussen het voor- en nagerecht van Blair, Chirac en Schröder te wringen, of bij onze zuiderburen de breedsprakerigheid en arrogantie van het Belgische koppel Verhofstadt en Michel als voorzitter van de Europese Unie, scherp bekritiseerd. En zelfs over het Nederlandse of Belgische voetbal valt niets positiefs meer te melden.

 

Sinds de opkomst van de nieuwe, zogenaamde netwerkeconomie met het sterk toegenomen belang van toegang tot wereldwijde markten, lijken de voordelen van kleinschaligheid als sneeuw voor de zon te verdwijnen. Omvang telt. Dat geldt voor politici, dat geldt voor de sport en dat geldt voor bedrijven. Small is niet langer beautiful. Vooral in netwerksectoren zoals de telecomsector of de luchtvaartsector kunnen bedrijven slechts concurreren door uit te breiden, hun kosten dalen immers onevenredig met omvang. Bedrijven met een kleine binnenlandse thuisbasis lopen echter veel grotere risico’s in hun streven naar groei en wereldwijde aanwezigheid dan hun grote broers uit grote landen. Er is immers geen omvangrijke, gevestigde thuismarkt van waaruit naar believen kan geïnvesteerd worden in de opbouw van een wereldwijd netwerk, integendeel de nationale markt houdt praktisch per definitie heel wat onrendabele kleinschalige activiteiten in. Dit geldt met name voor bedrijven die de afgelopen decennia vanuit een beveiligde nationale overheidspositie plots in een geliberaliseerde internationale concurrentiewereld belanden. KPN is een goed voorbeeld. Als beschermd, oud overheidsbedrijf, heeft KPN de afgelopen jaren optimaal geprofiteerd van de snellere liberalisering van mobiele telecomdiensten in Nederland om de eigen monopolie winstreserves uit het vaste net aan te wenden voor snelle uitbreiding en overnames op de Europese markt. Het Duitse E-Plus was daarvan in zekere zin de bekroning. Maar het bekostigen van de uitbouw van een netwerk in een land met een potentiële klantenomvang van grofweg vijfmaal de eigen thuismarkt overschrijdt al snel de beschikbare financiële reserves. Zo ook Sabena, het op één na oudste luchtvaartbedrijf ter wereld dat deze week crashte. 78 jaar werd het, precies de gemiddelde leeftijd van de Belg. Het falen van Sabena heeft ongetwijfeld vele oorzaken met wellicht als belangrijkste de interne Belgische politiek. Maar ook hier is sprake van een ongebreidelde groei en investeringsdrang met onder meer de noodlottige beslissing van Swissair om 34 Airbus toestellen aan te schaffen voor Sabena om haar eigen leasing bedrijf te spekken, maar tezelfdertijd het bedrijf met een enorme schuldenlast op te zadelen.

 

En zo dus ook de politiek. Met de aanslagen van 11 september lijken plots de politieke leiders van kleine landen terug in hun rol te zijn beland van leiders van kleine mogendheden. Om mee te mogen discussiëren moet je jezelf uitnodigen of wachten tot het je beurt is om Europees leidertje te mogen spelen. En dan, ja dan is het moeilijk om aan de aandacht van de wereldpers te weerstaan. Dan wil je scoren. En zo werd eerst onder het Portugese, trouwens voortreffelijke, voorzitterschap in 2000 de stoelen onder het Europese beleidsapparaat weggezaagd en worden nu de stoelen onder het kleine landen-voorzitterschap van de Europese unie weggezaagd. Europa wordt weer wat het is: een economische, technocratische unie, die haar handen vol heeft met de invoering van haar gemeenschappelijke munt. Het feit dat die economische unie een variëteit aan nationale belangen en politieke invloed inhoudt, is in gevallen van internationale politieke slagvaardigheid een blok om het been. Bij gebrek aan een Europese politieke unie, spelen dan ook slechts de grote EU landen een politieke rol. Elk volgens hun eigen nationale prioriteit. Blair als nieuwe wereldleider die Churchill achternaholt, Chirac die zijn herverkiezing tegen Jospin wil veilig stellen en Schröder die Duitsland terug het aanzien van een grote mogendheid kan geven. Wanneer het op politieke wereldinvloed aankomt, gelden in Europa plots weer de oude, nationale invloeden van macht en invloed. Het is immers niet de Europese burger die zich aangesproken voelt door wat in de VS gebeurde, wel de Duitse, Britse, Franse en ergens onder de lijn van landen die er toe doen, de Nederlandse en Belgische. De kleine Europese landen zijn opnieuw wat ze al die tijd waren: rijke, welvarende landen die op het internationale politieke veld geen rol spelen. Voor de Europese cynicus ware het misschien beter geweest als de aanslagen van 11 September niet op de symbolen van Amerikaanse economische en politieke macht maar op de Brusselse of Straatsburgse uitingen van Europese politieke éénwording gericht waren geweest. De Europese gedachte zou er in een klap wellicht een hele stap mee verder gekomen zijn.

 

Luc Soete