D'n Observant: ENCI soit-il?

Op hetzelfde moment dat politiek Den Haag discussieert over de noodzaak om een heffing op het bouwen in de open ruimte in te voeren, al naar gelang de politieke partij variërend van 25 tot 400 gulden per vierkante meter, meldt de ENCI-directie in dezelfde krant (DDL 29 mei) dat D'n Observant, de kunstmatige heuvel ten zuiden van Maastricht, hoe dan ook afgegraven wordt want onder die artificiële grondlaag zitten tonnen mergel van bijzonder hoge kwaliteit. Bouwen in open ruimte moet worden belast, want er moet zuinig worden omgegaan met de steeds schaarsere open ruimte, afgraven van diezelfde ruimte omwille van winstbejag op basis van oude vergunningen toen niemand zich bewust was van schaarse ruimte, mag. En de ENCI houdt zich uiteraard tot in detail aan zijn ontgrondingsvergunning: "de bedrijfspolitiek gaat uit van maximale benutting van de concessie" zo lezen we. Met een beetje geluk slaagt de ENCI erin, zo vertellen ons de ENCI directeuren, het ondergrondse gangenstelsel onder de ruïne van Caestert aan de Belgische kant van de grens, waar grottekeningen uit de veertiende eeuw zijn aangetroffen, te behouden. Het is een welbekend gegeven dat enkel Belgen meesters waren in grottekeningen, vandaar dat ze niet voorkomen onder D'n Observant. De Belgische archeologische diensten mogen zich gelukkig prijzen. Bij ons kan Natuurmonumenten toezien hoe D'n Observant omgetoverd wordt in D'n Diepe Put.

De voorgenomen afgraving van D'n Observant door de ENCI lijkt in alle opzichten een schoolvoorbeeld van een dramatisch toegenomen tegenstelling tussen privaat en algemeen belang. Voor een bedrijf zoals de ENCI ligt het private belang in het zo maximaal en zo lang mogelijk uitbuiten van de bekomen ontgrondingsconcessie. Men probeert de locatievoordelen, mergel vlakbij de deur die in alle kwaliteitstypes beschikbaar is, zo lang mogelijk te behouden. Met de hulp van technologische verbeteringen in het productieproces, zuiniger gebruik van mergel en het hergebruik van materialen slaagt men er steeds verder in dit voordeel te rekken. Maar tezelfdertijd neemt juist de maatschappelijke waardering van natuur en open ruimte sterk toe naarmate de ruimtedruk en welvaart in Maastricht en omgeving ook toenemen. En zo wegen de vroegere economische baten van mergelwinning en cementproductie niet meer op tegen de maatschappelijk gepercipieerde kosten. In debat gaan met de omgeving, zich beroepen op zijn concessierechten, wijzen op aangebrachte milieu-technische verbeteringen zoals de ENCI nu doet, zal daar uiteindelijk weinig verandering in brengen; met de dag wordt de verdere aantasting van schaarse natuur en open ruimte door de omgeving gepercipieerd als een onverteerbare en onherroepelijke aanslag op gemeenschappelijk erfgoed. En ook de provinciale en gemeentelijke overheden die zich tot op heden konden verschuilen achter de toegekende vergunningen uit de vorige eeuw, zullen onder druk komen te staan. Hoe dan verder? Centraal probleem is de manier waarop concessievergunningen voorbijgaan aan de verandering in waardering van natuur en open ruimte en de mergelgroeve uiteindelijk voor het symbolische bedrag van fl. 1 aan Natuurmonumenten wordt overhandigd. Niets beter om ervoor te zorgen dat ENCI zijn ontgrondingsconcessie tot de laatste ton mergel zal benutten: een uitmergeling bedrijfsstrategie. Vergelijk het met de situatie waarin men indertijd besloten zou hebben dat de Sphinx zijn bedrijfsterrein slechts van de hand kon doen aan fl 1 aan de gemeente. De Sphinx zou er ongetwijfeld nog steeds zitten en de Céramique wijk nooit het licht gezien. Het probleem is dat men natuur en milieu nog steeds probeert planmatig te regelen aan de hand van wetten, concessies en andere convenanten, terwijl juist natuur en ruimte bij uitstek geschikt zijn om in economische waarde en prijzen uitgedrukt te worden. Dit vindt men zelfs terug in de politieke benaming van een partij zoals groen "links", groen "rechts" -- waarmee ik met dit laatste slechts wil verwijzen naar het nut van marktwerking wat groen betreft -- zou een toepasselijkere benaming zijn. De overheid zou mijns inziens dan ook in gesprek moeten treden met de ENCI met een concreet voorstel voor een afkoopsom, zoals in de tijd met de Sphinx. Mij beperkend tot D'n Observant: een som die ENCI vergoedt voor de geleden schade en D'n Observant veilig stelt voor de gemeenschap. Om uit te vissen hoe groot die som zou moeten zijn, zou gekeken kunnen worden naar de hoeveelheid mergel die gewonnen kan worden uit D'n Observant zoals vastgelegd in de ontgrondingsvergunning en wat de huidige waarde van die mergel is. Een waardevol natuurgebied opofferen voor cementproductie terwijl men tezelfdertijd aan de andere kant van de Jekervallei een millenniumbos aanplant, is onzinnig. Kortom, er is werk aan de winkel voor al die sociale verenigingen al dan niet gesponsord door de ENCI, van het preuvenemint tot optredens van Frans Theunisz, om geld bij elkaar te sprokkelen voor het behoud van onze Observant.

Luc Soete

Luc Soete
1 juni 2001