Klimaat en duurzame architectuur

De eerste keer dat ik publiekelijk naar de pen greep was om een open brief te schrijven aan mijn buur: de toenmalige Academie voor de Bouwkunst die zich naast ons was komen vestigen aan de Tongersestraat in Maastricht. Onze afgesloten binnentuin, zo had men ons voorgehouden, zou omgetoverd worden tot een prachtige Romeinse tuin: strak omlijnd met vooraan bijzondere rozenstruiken en naast ons zou een hypermoderne ruimte verrijzen die gepaste uiting zou geven aan de architectonische breuk met het verleden waarin Maastricht zo uniek was. En zo geschiedde. In enkele jaren werd onze tuin omgetoverd tot een fietsenstalling, en naast ons bij de buren verrees een soort van reuze visbokaal bestaande uit een glazen ondoorzichtige wand, meer geschikt als sauna dan als werkplek. Uit balorigheid vroeg ik mijn neefje om op de achterkant van ons gebouw een wat kleinere, Maastrichtse architectuurversie van Topor’s mensenrechten als muurschildering aan te brengen. De muurschildering staat er nog en past nu ook perfect bij de fietsenstalling. Architecten hadden, zo betoogde ik mijn open brief, een verantwoordelijkheid die in geen verhouding stond tot hun opleiding.

Twintig jaar later, luisterend naar de vele discussies rond Kopenhagen, heb ik al mijn klimaathoop gevestigd op de creativiteit van architecten.

Eerst een korte parenthese rond klimaatverandering. Ik ben geen klimaatwetenschapper en onthou me dan ook liever van uitspraken over de al dan niet gebrekkige wetenschappelijke basis rond de menselijke invloed op de opwarming van de aarde. Voor een econoom is die vraag trouwens niet zo belangrijk – in het beste geval weten de wetenschappers het straks zeker wanneer het te laat is. Interessanter voor de econoom is de vraag hoe vermindering van CO2 uitstoot best aangepakt wordt.  Hier staan twee scholen tegenover elkaar. Aan de ene kant is er de visie dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren. Elk jaar uitstel zal straks veel hogere kosten met zich meebrengen. Nick Stern, een Britse econoom, heeft enkele jaren geleden wellicht de meest complete poging ondernomen om alle kosten en baten van klimaatverandering in kaart te brengen. Zijn resultaten logen er niet om: het problem nu aanpakken zal ons ruwweg 1% van onze welvaart kosten. Niets doen, zal ons straks minimaal jaarlijks 5% kosten. Aan de andere kant staat een groep economen, verenigd onder de zogenaamde Copenhagen Consensus groep, die precies de omgekeerde stelling poneert. Snel ingrijpen om een vermindering van de uitstoot van CO2 te bekomen zal juist duur zijn, veel duurder dan later ingrijpen wanneer met alternatieve energiebronnen en efficiëntere technieken reducties in CO2 voor een fluitje van een cent gerealiseerd kunnen worden.  De nu in Nederland gevestigde milieu-econoom Richard Tol heeft berekend dat nu willen ingrijpen om tot een snelle CO2 reductie te komen zo’n 17.800 miljard dollar zou kosten, uitstellen tot na 2050 slechts 2.000 miljard dollar. 

Centraal in dit debat staat de rol van onderzoek op het gebied van milieuvriendelijke technologie. Voor de Kopenhagen Consensus groep is er niet zoiets als een “free lunch”: de kosten van emissie-beteugeling zijn kosten die door iedereen gedragen zullen moeten worden en de groei van onze  economieën en welvaart onder druk zetten. De toekomstige baten afgewaardeerd naar vandaag minimaal. Niet echt overtuigend, als U het mij vraagt. In zekere zin biedt de klimaatproblematiek juist tal van innovatieve mogelijkheden die niet zozeer éérst moeten wachten op resultaten van onderzoek, maar eerder omgekeerd gedreven worden door creatieve design en ontwerpmogelijkheden. En daar biedt juist de natuur tal van creatieve inzichten. Onze natuur is als het ware het resultaat van 3,5 miljard jaar experimenteel onderzoek, waarbij de “markt” weg geselecteerd heeft wat niet kon overleven. Kortom, onze wereld zit vol “free innovatie lunches”: nu komt het er op aan middels ontwerp en design de uitvindingen van de natuur na te bootsen: ook nog biomimicry genoemd. Dat kan overal, maar vooral in de bouw. De Britse architect Michael Pawlyn geeft er prachtige voorbeelden van: een gebouw dat precies zoals de Namibische kever zijn water onttrekt aan de morgendauw en via  binnenramen eigen water distilleert uit de zeebries in één van de meest ariede gebieden in Afrika, is wellicht het meest spectaculaire.

Maar terug naar Maastricht. Wat een geluk dat het door Calatrava ontworpen gebouw voor de Universiteit Maastricht niet het licht zal zien. Laat architecten nu vooral hun creativiteit op het gebied van duurzaamheid ten toon spreiden. En wij spreken met zijn allen af dat we het heel mooi vinden.

Luc Soete

12 december 2009