Italiaanse crisis flair

In tijden van crisis duiken de meest innovatieve voorstellen veelal op uit totaal onverwachte hoek. Het voorstel van Fiat topman Sergio Marchionne om na de overname van het Amerikaanse Chrysler ook het Duitse en Britse General Motors deel, producent van respectievelijk Opel en Vauxhall, over te nemen, verraste zowat de hele autoindustrie. Een algemeen strategie-principe van overleven tijdens een economische crisis is: hou je stil, focus op je eigen interne zorgen en wacht tot de storm voorbij is. Beter zelf scheren dan geschoren te worden. Zo zit iedereen van Wolfsburg tot Toyota City ongetwijfeld met enige sympathie maar toch vooral met hoop te kijken naar de neergang van Chrysler en de financiële problemen bij General Motors. Het verdwijnen of krimpen van deze grote autobedrijven betekent immers minder overcapaciteit nu en straks meer ruimte voor de overblijvers. Alles zetten op overleven lijkt dan ook de ideale bedrijfsstrategie met straks nieuwe groeimogelijkheden die als het ware uit de hemel vallen. Een crisis die het kaf van het koren scheidt.

Maar dat was dus niet gerekend met het arme, onder schulden bedolven Italiaanse Fiat. Vorig jaar haalde Fiat echter, in tegenstelling tot de meeste van zijn concurrenten, een ruime winst van bijna 2 miljard euro. En ook al raakt die winst dit jaar in versneld tempo op, Fiat heeft tegenwoordig de statuur van een uit de as herrezen nieuw Italiaans automobielbedrijf dat het in slechte tijden juist beter doet dan alle andere automobielbedrijven. Misschien wel het nieuwe Italiaanse bedrijfskenmerk: wanneer iedereen in de branche het goed doet, de schulden opstapelen, en wanneer iedereen in de problemen zit, zich ontpoppen tot het beste jongetje van de klas. Het centrale argument ten faveure van Fiat’s grootse plannen hangt echter volledig af van de visie die men heeft rond de afname van productiekosten bij toenemende productie: de schaalvoordelen met name in het assembleren van het zogenaamde basismodel, het model waar dan alle onderscheidende toeters en bellen kunnen toegevoegd worden. Volgens Marchionne moet jaarlijks 1 miljoen van zo’n basismodel geproduceerd worden wil een autofabrikant straks echt rendabel zijn. In deze visie vormt schaalvergroting de natuurlijke overlevingskans voor automobielbedrijven. En waarom die kans niet benutten precies op het moment dat zo’n schaalvergroting voor een habbekrats gerealiseerd kan worden, ook nog met de financiële steun van de nationale en regionale overheden in die landen waar GM zijn assemblagefabrieken in Europa staan heeft. Die dominantie van schaalvoordelen verklaart ook waarom het moeilijk, zo niet onmogelijk is voor vernieuwende, kleine bedrijven die alle kennis in huis hebben om met meer ecologische auto’s op de markt te komen. Duitsland, maar ook Nederland en Vlaanderen hebben tal van technologisch vooraanstaande bedrijven in de “smart engine” sector die wat technologische kennis betreft zonder meer met Fiat zouden kunnen concurreren, en één van de bestaande Opel fabrieken zouden kunnen overnemen om er b.v. nieuwe elektrische auto’s te maken. Maar de toetredingskosten voor die bedrijven zijn veel te hoog. En grote bedrijven uit andere sectoren zoals een Philips die zowat alle onderliggende kennis in huis hebben, zullen zich nooit buiten hun eigen sector begeven, zeker niet in een periode van crisis. Zo lijkt de overname van Opel door Fiat ondanks het feit dat beide bedrijven zowat hetzelfde arsenaal aan automodellen produceren en de synergievoordelen van de overname zich vooral zullen vertalen in een drastische vermindering van  arbeidsplaatsen, plots een heel realistische optie. En dat Marchionne nu de verschillende Europese nationale en regionale overheden tegen elkaar uitspeelt om zoveel mogelijk financiële overheidssteun te krijgen voor zijn overnameplannen, terwijl diezelfde overheden zich realiseren dat ze straks wellicht opgezadeld zullen zitten met nogmaals omvangrijke afvloeiingskosten en werkloosheidsvergoedingen, valt onder de categorie van Italiaans crisismanagement.

In die zin is Italië in deze crisistijd misschien wel het Europese land dat de meeste troeven in handen heeft. Nu de risico’s nemen die niemand durft te nemen, en straks wanneer het allemaal goed gaat de rest van Europa met de problemen opzadelen. Kortom, zoals de Fiatbaas de overname ook bestempelt: een Europees droomhuwelijk!

Luc Soete

9 mei 2009