Financiële winterblues

Een beetje zoals deze winter die maar niet lijkt te eindigen, sleept de financiële crisis zich voort. De dagen worden langer, er moet dus wel ooit eens licht zijn aan het einde van deze financiële crisis tunnel, maar niemand weet precies wanneer. De lente hangt zeker nog niet in de lucht: van herstel in vertrouwen is nog steeds geen sprake.  Zelfs stellen dat de situatie bij banken dankzij de forse overheidsingrepen gestabiliseerd zou zijn, wordt, zoals de stemming bij Fortis afgelopen woensdag illustreerde, onmiddellijk afgestraft. Zelfs vandaag is de liefde voor bankbestuurders ver zoek. Meer nog, aan de erosie van vertrouwen in financiële instellingen lijkt geen einde te komen: wat vroeger juist de sterkte van een bank leek – bv. de kennis over nieuwe, opkomende markten – lijkt nu een zwakte. Om het, gezien de astronomische geldbedragen die erin omgaan, ook in astronomische termen te stellen, de grote internationaal opererende banken zijn verworden tot “zwarte gaten” in ons economisch bestel. Aan het overheidsinfuus gehouden hebben ze maar oog voor één ding: zoveel mogelijk geld oppotten en zo weinig mogelijk geld uitlenen. Het zijn geldopslorpende lichamen geworden die geen economische energie meer uitstralen. Moeilijk om lief te hebben.

Niemand weet precies hoe om te gaan met deze death bodies. Ze uit elkaar laten vallen durft niemand meer na de schokgolf die het faillissement van Lehman Brothers teweeg bracht. De nuttige rendabele actieve bestanddelen eruit halen en verkopen, en de aandeelhouders met de rest opzadelen, creëert, zoals de Fortis stemming aantoonde, zoveel woede bij aandeelhouders dat zij de kans op een volledig faillissement graag bij hun reeds omvangrijk beursverlies meenemen. Het omgekeerde, de meest toxische elementen een overheidsgarantie toekennen, zoals in het geval van ING, lijkt goed voor de balans en de nu gegarandeerde boekwaarde van de rommelkredieten, maar verandert weinig aan het probleem van gebrekkige kredietverlening. Gewoonweg nationaliseren tenslotte is duur, heel duur. Geen overheid die het zich kan permitteren om het voor alle banken te doen.

Al deze maatregelen bieden echter geen soelaas voor het fundamentelere, structurele probleem waarmee financiële instellingen op dit ogenblik te kampen hebben. Als rechtstreeks gevolg van de kredietcrisis wordt de internationale financiële sector nu zelf ook geconfronteerd met een dramatische contractie. Vanuit het eigen risicobeheer van financiële instellingen is de sector nu als het ware te groot geworden. Krimp is plots het meest logische toekomstscenario. In die zin zou het wel eens kunnen dat de snel globaliserende financiële wereld van de afgelopen jaren definitief tot het verleden behoort. De internationale risico aversie waar financiële instellingen op dit ogenblik onder lijden, vertaalt zich in een repatriëring van activiteiten en als gevolg daarvan ook een scherpe daling van inkomsten. Voor de overheid de paradox ten top: na miljarden steun te hebben verleend, moet zij nu met lede ogen toezien hoe diezelfde banken dramatisch snijden in hun werkgelegenheidsbestand. De logica ware natuurlijk geweest om, zoals in andere industriële sectoren die de afgelopen jaren met krimp werden geconfronteerd, bedrijven failliet te laten gaan of eventueel fusies te ondersteunen. Maar zo’n aanpak durft men niet met grote systeembanken, of, zoals in het geval van de voorgenomen Fortis verkoop aan BNP-Parisbas, waar de aandeelhouders de overheid terugfloten..

En zo zitten we met zijn allen in een krimpende financiële markt opgescheept met een overvloed aan semi-genationaliseerde banken die ook nog eens hun centrale functie van kredietverschaffer in de economie niet langer optimaal vervullen. Je zou je er grieperig bij voelen.
 
Luc Soete

14 februari 2009