Trots op Nederland en hoop op Europa

Tussen de vele bezigheden waarmee ik zo mijn tijd vul, is er één die ik tegenwoordig met stip als de leukste ervaar. Met een groepje andere creatieve geesten zit ik na te denken over hoe Europa en de wereld, afgezien van onvoorziene catastrofes, er in 2025 zou uitzien. Inschattingen van wat de toekomst zal brengen, veranderen steeds weer: the future ain’t what it used to be zoals de befaamde Amerikaanse baseball speler Yogi Berra het ooit stelde.  Zo worden we tegenwoordig overspoeld door milieu en klimaatscenario’s die ongetwijfeld onze toekomst sterk zullen beïnvloeden maar waarover reeds uitvoerig geschreven en gedebatteerd is en de beleidsuitdagingen, hoe uitdagend en dramatisch ook, vrij bekend zijn. Hier wil ik het hebben over een andere belangrijke, vrij zekere, toekomstige trend waarover gek genoeg slechts mondjesmaat door beleidsmakers in Europa wordt gesproken, zeker in Nederland: de toekomstige wereldwijde demografische ontwikkelingen. Herman Tjeenk Willink, de vice-voorzitter van de Raad van State had het afgelopen woensdag zonder meer als een schoolvoorbeeld kunnen gebruiken van het gebrek aan interesse in de echt grote problemen bij Nederlandse politici.

Demografische ontwikkelingen zeker over een relatief korte periode zoals de volgende 17 jaar kunnen vrij betrouwbaar ingeschat worden. Uiteraard zijn er hier en daar wel wat tekenen van een recente babyboom in een aantal Europese landen maar veel verschil in de totale Nederlandse of Europese bevolkingsomvang zal dit niet uitmaken. Demografen kunnen vrij precies berekenen met hoeveel we in Nederland, Europa en de rest van de wereld zullen zijn in 2025. En de cijfers liegen er niet om. In 2025 wanneer de wereldbevolking, nu 6,6 miljard, al over zijn absolute piek van 9 à 10 miljard mensen zal zijn, bevinden zich de grootste landen zowat in alle werelddelen... behalve Europa. Gerangschikt naar afnemende bevolkingsomvang vertegenwoordigen India, China, de VS, Indonesië, Pakistan, Nigeria, Brazilië, Bangladesh, Congo, Ethiopië, de Filippijnen, Mexico, Egypte, Vietnam, Rusland, Japan en Iran, allemaal landen met meer dan 100 miljoen inwoners in 2025, twee derde van de totale wereldbevolking. Europa daarentegen bestaat vooral uit kleine landen. Die landen zullen moeilijk hun huidige oververtegenwoordiging op het internationale politieke en economische toneel kunnen in stand houden, laat staan zich, zoals nu dikwijls het geval is, een dubbele vertegenwoordiging aanmeten: éénmaal als nationaal land en éénmaal als Europese Unie. Kortom, ofwel zal er straks een Europese Unie bestaan die als politieke en economische machtsfactor door de andere grote landen als evenwaardige partner aanvaard wordt; ofwel behouden elk van de 27, in 2025 wellicht mogelijk zelfs 34, hun eigen nationale politieke invloed met als resultaat een zeer beperkte politieke en economische rol voor Europa in de wereld. In die zin is de invloed van nationale beleidsmakers tanend.

Maar waarom zou bevolkingsomvang in de toekomst zo’n belangrijke dominante internationale politieke factor zijn? We leven toch al decennia lang met een, vanuit bevolkingsperspectief, sterke oververtegenwoordiging van Europese landen in internationale gremia.  De stelling is dat met globalisering, niet alleen van handel en financiële stromen, maar ook en vooral van de toegang tot wereldwijde communicatie, bevolkingsomvang verheven wordt tot dé belangrijkste maatstaf voor toekomstige groei; voor nieuwe productie- en marktopportuniteiten; voor innovatie; voor het vinden van talent. Een recente opiniepoll van Gallup die voor het eerst de aspiraties van mensen wereldwijd in kaart bracht, illustreert dit op heel directe manier: mensen, waar ook ter wereld, hebben dezelfde centrale levensbekommernis: het vinden van een goede job. In die zin wordt ons, ook door economen die zich blindstaren op de beperkte koopkracht en productieomvang van nieuwe opkomende landen in verhouding tot de rijke Europese landen, een achterhaald beeld voorgespiegeld: een beeld van wat was, toen alles veel minder globaal beschikbaar en transparant was.

In 2025 is de CEO van Philips of DSM wellicht geen Europeaan meer, laat staan een Nederlander, en is de kans vrij groot dat het ook geen Nederlands bedrijf meer is maar intussen opgekocht werd door een Chinees, Indisch of Arabisch beleggings- of staatsfonds. Grote multinationale bedrijven zullen zich als eerste verplicht zien zich aan te passen aan de bevolkingsmismatch tussen economische toekomst en politiek verleden. Op zich hoeft dat, afgaande op de ervaringen met Sabic of Mittal-Arcelor, werknemers in Nederland niet onmiddellijk zorgen te baren. Ook universiteiten zullen zich, op zoek naar talent, steeds internationaler positioneren met eigen vestigingen in de grote landen en mogelijke afbouw hier. Wat echter wellicht niet zal veranderen, is dat men in politiek Den Haag nog steeds zal zitten debatteren over nationale trots, vrijheid van meningsuiting en andere onderwerpen waarmee men in de media kan scoren. Uiteindelijk ziet Tjeenk Wellink het veel te somber in: onze nationale politici bereiden zich juist perfect voor op hun economische en politieke tanende invloed. Kortom er is hoop voor Europa.

Luc Soete

12 april 2008