Allemaal Nobelprijzen om me heen

Ik hoop dat U deze krant niet in bed leest. Want ik wilde U net vertellen over onze nieuwste Nederlandse Nobelprijswinnares: Prof. Dr. Johanna E.M.H. van Bronswijk van de TU/Eindhoven, die afgelopen week in Harvard de (alternatieve IG) Nobelpijs uitgereikt kreeg voor haar onderzoek naar de ecologie van het bed. Zelf schrijf ik dit stukje wél zittend op een bed in een hotel in Lissabon. De fascinerende ecologische wereld boven en onder uw en mijn lakens heeft van Bronswijk geïnspireerd tot het in kaart brengen van alle mogelijke soorten mijten, insecten, spinnen, pseudoschorpioenen, kreeftachtigen, bacteriën, algen, schimmels, etc, waarmee U en ik elke nacht ons bed delen. Die miljoenen beestjes wanen zich, aldus van Bronswijk, in een tropisch regenwoud: warm en dankzij ons zweet ook heerlijk vochtig. Vermits ik hier als hoogleraar schrijf, ben ik het mijn status verplicht, te verwijzen naar enkele van de belangrijkste bijdragen van van Bronswijk over dit onderwerp. Voor uw gemak beperk ik mij tot haar Nederlandstalige bijdragen zoals daar zijn: "Huis, Bed en Beestjes" Tijdschrift voor Geneeskunde, vol. 116, no. 20, 1972, pp. 825-31 en "Het Stof, de Mijten en het Bed", Vakblad voor Biologen, vol. 53, no. 2, 1973, pp. 22-5.  De, in principe grappige, alternatieve Nobelprijzen, mede uitgereikt door echte Nobelprijswinnaars, winnen elk jaar aan relevantie. Zo is het onderzoek van van Bronswijk belangrijk gebleken voor onderzoek naar allergieën. Tegenwoordig is van Bronswijk’s onderzoek vooral gericht op gerontechnologie: een relatief “jong” onderzoeksgebied dat zich vooral richt op de inbedding in gebouwen van technologie voor ouderen die hen zolang mogelijk steunt in hun vitaliteit. Dé toekomstmarkt voor ons allen. De andere, échte Nobelprijs voor natuurkunde, ging ook naar een wetenschappelijke doorbraak met een sterk toegepaste focus en ook nog eens uit de nabije regio. Peter Grünberg van het Forschungszentrum Jülich, hier vlak over de grens, kreeg samen met de Fransman Albert Fert, de Nobelprijs voor de zogenaamde gigantische magnetoresonantie, een uitvinding van groot belang voor het verkleinen van harddisks.

Deze week was ik in Lissabon voor een conferentie over de toekomst van de wetenschap in Europa in gezelschap van enkele Nobelprijswinnaars: echte, mogelijk enkele alternatieve en heel veel potentiële. Een uitermate goed gekozen timing dus voor een conferentie omdat elke dag weer de nieuwe Nobelprijswinnaar door de Portugese Minister van Wetenschap en Onderwijs aangekondigd kon worden en in tegenstelling tot de vorige jaren, de overgrote meerderheid uit de 2007 lichting Europeanen bleken te zijn. De enige echt Amerikaanse Nobelprijs lijkt nu die voor de vrede te zijn die gisteren, samen met het VN klimaatpanel, toegekend werd aan Al Gore. De twee Amerikaanse Nobelprijzen voor geneeskunde werden immers aan in Europa geboren wetenschappers toegekend; alle andere vijf Nobelprijzen waren voor Europese wetenschappers. De Nobelprijs voor Al Gore voor zijn niet aflatende inspanningen om kennis over de klimaatswijziging te verspreiden, is volledig terecht ook al had die veel minder van doen met wetenschappelijke erkenning gezien de hier en daar wat grove short-cuts die in Al Gore’s film An Inconvenient Truth gemaakt werden. Het gaat eerst en vooral om erkenning voor de inzet voor de boodschap dat menselijk gedrag wel degelijk aan de basis ligt van klimaatverandering. Een stelling die ondanks de tegenkantingen van wat oudere, miskende wetenschappers, jaar na jaar sterker wetenschappelijk onderbouwd lijkt te kunnen worden. En een stelling die vooral inhoudt dat uitstel in het nemen van beleidsmaatregelen steeds hogere kosten met zich meebrengt. Kortom, een Nobelprijs die uitdrukkelijk de klemtoon legt op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van wetenschappers en wetenschapsjournalisten in de verspreiding van kennis, eerder dan in de verspreiding van wetenschappelijke controverse.

Maar terug naar die andere Europese Nobelprijzen. Van een trendbreuk mag nog niet gesproken worden maar het lijkt toch wel alsof er plots een nieuwe wind van optimisme door Europa waait. Daar zijn trouwens meerdere redenen voor. Eén van de belangrijkste is ongetwijfeld de oprichting van de European  Research Council (ERC) die nu voor het eerst op Europese schaal onderzoeksmiddelen zal uitdelen aan de beste onderzoekers in Europa. De eerste ronde die zich richtte op jonge onderzoekers, leidde tot zo’n 9000 aanvragen voor een totaal bedrag aan 10 miljard euro, terwijl de ERC 300 miljoen euro beschikbaar heeft. De ERC huldigt ook voor het eerst het principe dat de uitgekozen onderzoeker zijn geld mag meenemen naar waar hij wil. Zo hoopt men dat er in Europa een echt bottom-up effect ontstaat van concentratie van onderzoeksexcellentie die niet langer gevangen zit in het principe van “juste retour” waarbij het totale nationale belastingsgeld dat in onderzoek gestopt wordt steeds weer terug moet vloeien naar het land waar het vandaan kwam. Voor Europees onderzoek dodelijk, omdat het Europa belemmert om op het gebied van onderzoek enig voordeel te halen uit haar omvang, Nationale onderzoeksagentschappen zoals de NWO passen in toenemende mate ook dit principe toe zodat gehoopt wordt dat ook hier Europa zich uiteindelijk kan bewijzen. Een andere factor die de leidinggevende rol van de VS als aantrekkingsplek voor Europese onderzoekers in vraag begint te stellen, is de toch wel forse, structurele daling in de waarde van de dollar ten overstaan van de euro. Die daling maakt terugkeer naar Europa, waar de meeste uit Europa geëmigreerde onderzoekers op een zeker moment toch naar uitkijken, steeds moeilijker. Het in de VS opgebouwde kapitaal lijkt plots veel minder waard. Economische stabiliteit heeft zo ook zijn voordelen: emigreren naar de VS lijkt tegenwoordig ook lange termijn financiële risico’s in.te houden.

Kortom, het wordt weer drukker met al die Europese Nobelprijzen om me heen...  een beetje zoals al die beestjes in mijn bed die ik niet zie maar wel voel. Plots is er daar eentje die me prikt en roept: de groetjes van Betsy. Tijd om te gaan slapen en ik kruip onder de lakens. Heerlijk toch dat idee om nooit alleen te zijn in bed.

Luc Soete

13 oktober 2007