Een menselijke tsunami van hulp

De dramatische gebeurtenissen van tweede kerstdag 2004 zullen nog lang in ons geheugen gegrift blijven. Er is natuurlijk de onvoorstelbare omvang van de natuurramp in aantallen slachtoffers, de totale verwoesting en de ellende van de miljoenen overlevenden die soms alles verloren hebben: hun hele familie, hun hele hebben en houden, hun schamele broodwinning. Er zijn de “live” amateur toeristenbeelden van een vloedgolf die vanuit het meest ideale, paradijselijke vakantieplaatje van zon, zee en strand, zomaar opduikt en alles op zijn weg vernietigt. En er is de die enorme oppervlakte van getroffen rampgebied: alsof de mens in zijn toe-eigening van land vergeten was dat de kust ook de geografische grenzen vormt van oceanen waar de natuur lak heeft aan landsgrenzen. Kortom, een bijna moderne bijbelse natuurramp die in zijn niets ontzienende verwoesting aantoont dat als het om wereldwijde invloeden gaat, onze moeder aarde nog een woordje mee kan spreken als globale speler. Met slachtoffers, veelal arm maar ook rijke Westerse toeristen die zich op het verkeerde moment op de verkeerde plek bevonden en in één klap uit het leven werden weggerukt en duizenden overlevenden die zich vertwijfeld afvragen waaraan ze het “geluk” van overleven te danken hebben. Niet verwonderlijk dat zo’n natuurramp zowat de hele mensheid aanspreekt: een ware tsunami van hulp en giften tot op recordhoogtes is tot op heden verzameld. En zoals bij natuurlijke tsunami’s worstelen hulporganisaties en vragen lokale overheden zich vertwijfeld af hoe zij met die massale vloedgolf aan toegezegde hulp de noodhulp kunnen omzetten in steun voor een wellicht jarenlange wederopbouw.

Echte, natuurlijke tsunami’s lijken moeilijk te voorspellen. Dieren lijken dan wel over een zesde zintuig te beschikken dat hen instinctief doet vluchten voor het komende gevaar van een tsunami, de mens moet het uiteindelijk hebben van het leren uit ervaring, van kennis. En bij onwetendheid wordt hij of zij eerst en vooral gedreven door ingeboren nieuwsgierigheid. Met in dit geval catastrofale gevolgen voor heel wat kinderen die met de terugtrekkende zee er niet aan konden weerstaan de schelpen en andere bodemschatten van nooit eerder vrijgekomen stranden te willen bekijken. Zij die beter wisten konden daarentegen op tijd waarschuwen voor het aanstormende tsunami gevaar. Leven en dood langs die stranden ver van het epicentrum van de zeebeving draaiden rond kennis: kennis rond de voortekenen van een aankomende tsunami. Die kennis is eerst en vooral ervaringskennis, de wetenschappelijke onderbouwing volgt achteraf wanneer alle feiten en gegevens voor handen zijn en “ex post” er voorspellingen gemaakt kunnen worden. Het lijkt soms de manier waarop natuurrampen ook menselijk verwerkt kunnen worden: er moet iets uit geleerd kunnen worden. Maar de gevolgen van aard- of zeebevingen blijven voor de mens wezenlijke onderdelen van de grilligheid van onze moeder aarde: het voorspellen wat de gevolgen kunnen zijn in termen van levensbedreigende situaties blijft uitermate moeilijk.

Een voorbeeld. Met vele anderen heb ik mij afgevraagd of de tsunami het eiland Diego Garcia zou hebben weggevaagd. Het eiland Diego Garcia ten zuiden van de Maldieven in het midden van de Indische Oceaan heeft een gemiddelde hoogte van amper een meter. Het is Brits territorium maar is vandaag de belangrijkste luchtmachtbasis van de VS in de Indische Oceaan van waar destijds zowel de bombardementen op Afghanistan als Irak werden uitgevoerd. Tot op vandaag worden er een aantal Al Qaeda suspecten gevangen gehouden zoals Riduan Isamuddin, de leider van de terroristen groepering Jemaah Islamiyah, verantwoordelijk voor de terroristische aanslag in Bali in 2002. Maar wat blijkt nu: dat Diego Garcia amper iets van de tsunami heeft gevoeld. De topografie van het eiland is zo dat zich ten oosten van het eiland een soort onderzeese canyon bevindt, de Chagos Trench een 600 kilometer lang rif met een verschil in zeediepte tussen de 1 en 5000 meter: kortom een ideale verdedigingslinie tegen tsunamis dan toch die uit het oosten. Een ander voorbeeld. De megatsunami die zou kunnen ontstaan als gevolg van het ineenzakken van delen van het eiland La Palma in de Atlantische Oceaan als gevolg van een uitbarsting van de lokale Cumbre Vieja vulkaan. Zoals te zien was op een BBC documentaire denken wetenschappers dat bij een volgende uitbarsting van die vulkaan het westelijke deel van het eiland in zee zou storten met dramatische gevolgen voor steden als New York of Boston aan de oostelijke kust van de Verenigde Staten. Zo’n megatsunami als gevolg van het in zee vallen van 500 miljard ton steen zou vijfduizend triljoen (dat zijn 15 nullen) joules van kinetische energie voortbrengen, wat zich in een megatsunami van een 600 tot duizend meter hoge vloedgolf zou vertalen die zich aan 1500 km per uur richting Amerikaanse oostkust zou voortbewegen. Maar de volgende eruptie van de volkaan of het precieze deel van het eiland dat in zee zou storten – waarom niet het oostelijke deel met alle gevolgen van dien voor Marokko? – is met wetenschappelijke inzichten niet echt te onderbouwen. Het blijven scenario’s, vooral doemscenario’s, die in deze tijd van natuurrampen gretig aftrek vinden. Daarom ook, naar aanleiding van de menselijke hulp tsunami, een wat optimistischer scenario over het gedrag van de mens.

Het positieve van de hulp tsunami illustreert, als het ware dat in tegenstelling tot het dikwijls geponeerde adagio dat het streven van de mens naar eigenbelang en winstmaximalisatie de motor is voor welvaart en economische ontwikkeling, de “homo sapiens oeconomicus”, de mens in de eerste plaats een altruïstisch wezen is. Juist in tegenstelling tot andere wezens wordt de mens gekenmerkt door zijn veel grotere bereidheid tot vergaande vormen van samenwerking over familiegrenzen of andere vormen van genen of sociale affiniteit heen. Een deel van die inherente neiging tot altruïsme is ongetwijfeld gebaseerd op een vorm van wederzijds eigenbelang. Een gift als zoenoffer, als een soort van tegenprestatie die van pas kan komen als het jouw overkomt. Of altruïstisch gedrag dat louter ingegeven is het eigen aanzien te verhogen. Het gedrag van de verschillende Westerse regeringsleiders die elkaar de loef afsteken met het grootste hulpbedrag lijkt sterk op deze vorm van politieke reputatie gedreven “altruïsme”. Maar het grootste deel van het menselijk gedrag, zoals ook blijkt uit de duizenden individuele donaties en giften van mensen arm en rijk waarvan het merendeel het zich wellicht nooit zal kunnen veroorloven te gaan diepzeeduiken voor de kusten van Phuket of te liggen zonnen langs de stranden van Sri Lanka, wordt verklaard door altruïstich gedrag dat geen strategische redenen nastreeft, dat louter gebaseerd is op een menselijke behoefte tot “geven”. Deze vorm van altruïstisch gedrag lijkt nu juist, volgens recent onderzoek van biologen en economen, kenmerkend te zijn voor de mensheid. Het is juist dit meer inherent altruïstisch gedreven gedrag dat als het ware de basis vormt voor de mens zijn economische ontwikkeling en materiële welvaart. Kortom, evolutionair bekeken en in vergelijking tot ander aardse wezens, is de mens als het ware een maladaptatie, een wezen dat juist dankzij zij een niet louter economisch maar altruïstisch gedrag zich veel sterker heeft kunnen ontwikkelen dan andere diersoorten. En gek genoeg, aldus recent onderzoek van economische antropologen lijkt, dit zich ook empirisch bewezen te worden. Het economisch meest rationele “homo oeconomicus” gedrag zo blijkt uit gedragstesten, komt het meest voor bij een indianenstam in het Peruviaanse deel van het Amazoniënwoud, de Machiguenga. Zij lijken zich het meest te gedragen als de rationele, slechts in de maximalisatie van eigenbelang geïnteresseerde “Homo oeconomicus”. Hun economische ontwikkeling is navenant geweest. Kortom de economie op zijn kop. De massale, menselijke hulp tsunami van de afgelopen week lijtk hiervan ook een perfecte illustratie. En zeg nu zelf, is dat geen goede gedachte om het nieuwe jaar mee te beginnen?

Luc Soete