Drie jaar later

Wellicht herinnert U zich nog precies waar U was en wat U deed vandaag drie jaar geleden, die 11de september 2001. Zelf zat ik die namiddag in de 15de eeuwse Grote Kerk in Breda. Niet om te bidden of er de graven van de voorvaderen van het Koninklijk Huis te bezichtigen maar voor een debat met een ex-collega over oude en nieuwe economie. De Grote Kerk in Breda, in de beste Nederlandse dominee-koopman traditie, kan gehuurd worden niet alleen voor kerkelijk gebruik maar ook voor zogenaamd “maatschappelijk gebruik”: bedrijfscongressen, cursussen, diners, buffetten. De prijs is dan wel 5 keer duurder. Juist vóór het debat zou beginnen, kreeg ik een telefoontje met een warrig bericht over aan de gang zijnde aanslagen in New York en Washington. Het werd een moeilijk debat: de onzekerheid over de toekomst was als het ware voelbaar onder de genodigden, de vraag of dit niet het begin was van een derde wereldoorlog zweefde door éénieders hoofd. Achteraf beschouwd, was de Grote Kerk natuurlijk een perfecte plek om je in Nederland schuil te houden voor een aanslag van fundamentalistische zelfmoordterroristen. Gegarandeerd dat zij nooit zouden bedacht hebben dat in plaats van tegen een leegstaande kerk te vliegen, ze er ook de crème de la crème van het Nederlandse bedrijfsleven mee hadden getroffen. Op de terugreis moest ik nog een column schrijven voor een weekblad dat de volgende dag ingeleverd moest worden maar slechts een week later zou verschijnen. Het werd een essay over angst en twijfel, het is nooit gepubliceerd. “Het leven hangt aan een zijden draadje. Dat wisten we al lang, maar we dachten dat we ons daartegen konden beschermen. Er valt vanavond over niets anders te denken, over niets anders te schrijven, ook al weet ik er nu zo weinig over… “ zo begon ik vertwijfeld op zoek naar één zinnige opmerking en die kon ik toen niet vinden.

Drie jaar later weten we zoveel meer over die onvoorstelbare dag. Met de honderd keer herhaalde televisiebeelden van de vliegtuigaanslagen, “live” opgenomen, lijkt die dag als het ware in ons collectief geheugen gegrift evenzeer als de terreur die zich sindsdien in onze maatschappijen heeft genesteld. Bali, Madrid, Beslan, Jakarta… De lijst van verijdelde aanslagen, vertelt men ons, is nog veel langer. Blijft de steeds indringendere vraag naar de band tussen godsdienstfundamentalisme en terreur. Fundamentalisme in geloof leidt al snel tot terreur ten opzichte van de niet-gelovige. Geloof kan immers niet bestaan in het hoofd van één enkel persoon, het heeft anderen nodig om te overleven. De vrijheid van geloof is vanuit dit perspectief een uitzonderlijk ontwikkelingsideaal dat zich in onze contreien pas gevestigd heeft na eeuwen van bloedige godsdienstoorlogen.
In een interessante bijdrage verwees Andrew Sullivan ooit naar het verhaal van Ivan Karamazov in Dostojewski’s “De Gebroeders Karamazov” om het uitzonderlijke van de keuze van geloofsvrijheid te onderstrepen. Iwan Karamazov vertelt hoe Jezus terugkomt op aarde ten tijde van de Spaanse Inquisitie. “Al wat hij wilde was zijn kinderen voor een enkel ogenblik bezoeken en wel juist daar waar de brandstapels voor de ketters knetterden. In zijn onmetelijke barmhartigheid ging hij nogmaals tussen de mensen rond in precies dezelfde menselijke gedaante als vijftien eeuwen voordien.” Voor de kathedraal van Sevilla wekt hij een kind weer tot leven juist wanneer de groot-inquisiteur langs komt. Jezus wordt opgepakt door de groot-inquisiteur en vooraleer deze hem tot de brandstapel veroordeelt, volgt een lange monoloog van de groot-inquisiteur. Jezus zwijgt en luistert. Voor de groot-inquisiteur is Jezus een misdadiger omdat hij, terwijl hij de redding openbaart, mensen de vrijheid laat die redding te weigeren. Voor de inquisiteur is dit een vorm van wreedheid. Wanneer de waarheid betrekking heeft op de meest belangrijke dingen ter wereld – de betekenis van het leven, het verschil tussen goed en kwaad – kan niet simpelweg vertrouwd worden op de capaciteit van menselijke keuzes, aldus de inquisiteur. Dat is een te zware last: “het mysterie van de menselijke existentie bestaat niet alleen in het feit dàt hij leeft maar tevens in de vraag waarvóór hij leeft. In plaats van hun vrijheid te overweldigen heeft u hun vrijheid nog verruimd. Er is niets verlokkender, maar ook niets kwellender voor de mens dan zijn gewetensvrijheid.” Keuze leidt tot ongeloof, tot verwaarlozing, tot wanhoop. Wat mensen nodig hebben is de zekerheid van de waarheid die zij moeten kunnen herkennen in alles rond hen heen. “Er bestaat voor de mens geen onophoudelijker en kwellender zorg dan, als hij eenmaal vrij geworden is, met de grootst mogelijke spoed op zoek te gaan naar iets waarvoor hij zich op de knieën kan werpen. Maar… er moet tevens iets gevonden worden waarin allen kunnen geloven… Deze behoefte aan gemeenschappelijke adoratie is dan ook de primordiale kwelling van de eenling én van de mensheid als totaliteit sedert het begin der tijden. Omwille van die collectieve aanbidding hebben zij elkander te vuur en te zwaard verdelgd.“ Het is die behoefte aan gemeenschappelijke adoratie die in onze liberale keuze-economie godsdienstfundamentalisme vandaag de dag zo aantrekkelijk maakt.

Drie jaar later lijkt terreur meer dan ooit gekoppeld aan fundamentalisme; aan de verlossing in Dostojewski’s woorden “van de grote zorg van persoonlijke en vrije beslissingen” in de zoektocht naar de zin van het leven. Onze extreme vrijheid om zoals die 11de September in de Grote Kerk te zitten debatteren over oude en nieuwe economie in plaats van er te zitten bidden, lijkt dan misschien een wat decadent ontwikkelingsideaal, het is wel de beste garantie tegen godsdienstterreur.

Luc Soete