Het land lekt

Het ziet er naar uit dat Nederland bezig is leeg te lopen. Vorig jaar verlieten zo'n 104.000 personen dit land. De emigratie is nog nooit zo hoog geweest en steeds minder van deze emigranten lijken later terug te willen komen. Ze hebt het te goed elders. Daartegenover daalt de immigratie steeds verder. Terwijl er in 2002 nog zo'n 121.000 immigranten hun heil kwamen zoeken in Nederland daalde dit aantal afgelopen jaar tot nog slechts 106.000 personen. Als Minister Verdonk haar plannen weet uit te voeren, zal de emigratiestroom de volgende jaren met nog eens 26.000 mensen toenemen. En als de Tweede Kamer het voor het zeggen heeft, zullen daar ook geen nieuwe immigranten uit Polen of andere nieuwe EU-lidstaten bijkomen, als die tenminste zouden willen komen. Straks wordt in onze al snel vergrijzende maatschappij het migratieoverschot ook nog negatief. Een verder teken aan de wand van hoe onze welvaart verder achteruit holt?

Migratiecijfers geven een goede, vrij onmiddellijke indicatie van de economische dynamiek van een land. Een hoge immigratiedruk zoals dit nog steeds het geval is in de Verenigde Staten, Australië, Canada of het Verenigd Koninkrijk en Ierland bij ons hier in Europa, illustreert niet alleen de internationale aantrekkingskracht van die landen voor met name jonge immigranten, het draagt ook rechtsreeks bij aan de interne groeidynamiek van die landen. Het is een patroon van succesvolle, arbeidsintensieve economische groei dat we ook gekend hebben in het afgelopen decennium in Nederland. Gek genoeg werd de beleidsdiscussie toen echter volledig gedomineerd door wat zich voordeed aan de aanbodkant - de sterke toename van asielzoekers - eerder dan aan de vraagkant. Het was de tijd van 'Nederland is vol', en de stelling van Frits Bolkestein, Heleen Dupuis en later Pim Fortuyn dat het streven naar een volledige immigratiestop niet alleen in 's lands eigenbelang was maar ook ethisch verantwoord. Fortuyn hanteerde de analogie van het 'dweilen met de kraan open': vooraleer er nóg meer vreemdelingen bij konden komen, diende de integratie van de residentiële allochtonen beter ter harte genomen te worden. De veronderstelling die Fortuyn maakte met de dweilanalogie, berustte echter op de veronderstelling dat 'gedweild' moet worden op een met tegels of plavuizen belegde vloer. Realistischer ware geweest te stellen dat gedweild moest worden op een grond die het afgelopen decennium steeds meer uitdrogingsverschijnselen kende. Omwille van hoge WAO-aantallen en het lage aantal effectief gewerkte arbeidsuren, kampte de Nederlandse arbeidsmarkt immers met aanzienlijke tekorten. Het water verdween met andere woorden snel in de grond. Het poldermodel met zijn loonmatiging in ruil voor werk, bracht niet alleen economische groei en werkgelegenheid met zich mee, maar voerde ook de immigratiedruk op. Een hoge groei met een steeds lagere werkloosheid vertaalt zich in een vorm van 'natuurlijke migratiedruk' waarbij de vraag naar arbeid geen kant meer op kan en immigranten aanzuigt: of dat nu aan de hand is van legale migranten, zoals Europese migranten of Nederlandse staatsburgers van Antilliaanse afkomst, of economische en politieke asielzoekers. De migrantenmarkt is, wat dit betreft, een systeem van communicerende vaten. Zo vermindert de huidige lage groei, afgelopen jaar zelfs krimp, en de snelle toename in werkloosheid niet alleen de migratiedruk, het leidt ook rechtsreeks tot emigratiedruk: mensen zien hier geen kansen meer en zoeken hun geluk elders. Het land lekt. Met name in een verouderende maatschappij zoals de onze is dat een zorgelijke ontwikkeling.

Vanuit dit perspectief is het beleid van Verdonk moeilijk te verklaren: dan zijn er nog die enkele duizenden immigranten die niet weg willen, die zich de afgelopen jaren juist goed hebben ingeburgerd, onze taal spreken, onze scholen met hun kinderen bevolken en straks voor de noodzakelijke demografische vernieuwing zullen zorgen, en juist deze groep wil men verplicht doen emigreren. Het beleid van een Minister voor Vreemdelingenzaken zou er nu juist moeten op gericht zijn de emigratie en dan met name van hen die goed ingeburgerd zijn op alle mogelijke manieren tegen te gaan, de lekken te dichten. Het algemeen pardon tegenover illegalen dat in ongeveer alle landen van de Verenigde Staten, Frankrijk tot België met succes werd toegepast was vanuit dit perspectief niets anders dan een uiting van weloverwogen nationaal eigenbelang, de gemakkelijkste inburgeringsmaatregel ooit met een direct lange termijn positieve groei-effect op de economie van die landen. De zorg van de minister dat een pardonregeling een aanzuigende werking zou hebben, lijkt vanuit dit perspectief weinig realistisch. Straks zal men met weemoed terugkijken naar deze en vele andere gemiste groeikansen. Economische groei is geen gegeven. Al drie jaar lang groeit dit land minder dan zijn voornaamste handelspartners, verlaten industriële banen bij duizenden het land en neemt in hun kielzog ook de emigratie toe. Het schip lekt.

Luc Soete