Mijn vrienden de rokers

Normaal rook ik niet, maar tijdens het schrijven van dit stukje rook ik een dikke sigaar. Eén die ik speciaal voor het nieuwe jaar gekocht heb. Terwijl al die arme journalisten in hun rookvrije plekken hun stukjes nu moeten neerpennen zonder nicotine inspiratie, kan ik mij laten bedwelmen door de zware rook van mijn sigaar. Ik moet terugdenken aan de film Smoke waarin een geblokkeerde schrijver uitlegt hoe je het gewicht van rook bepaalt. Weeg eerst de sigaar en daarna voorzichtig alle as. Het verschil is het gewicht van rook. Roken heeft ongetwijfeld heel wat kunstenaars, schrijvers en filmmakers geïnspireerd. Kan het ook economen inspireren?

Het zijn, zo lezen we bijna elke dag in de krant, sinds 1 januari harde tijden voor rokers: paria’s zijn het geworden die niet langer op werk en trein geduld worden maar slechts nog op ver afgelegen rookplekken mogen rondhangen. Voor onwillige meerokers zijn rokers tegenwoordig moordenaars die hen met allerlei ziekten van acute hartinfarcten tot longkanker opzadelen. Het recht op roken vervalt dan ook in het niets tegenover het recht op een rookvrije omgeving van de niet-roker. De horeca sector is alsnog de dans ontsprongen maar ook daar is het slechts een kwestie van tijd vooraleer rookvrije restaurants en cafés eerder regel dan uitzondering zullen zijn. Straks wordt wellicht in het belang van de kinderen ook het roken thuis, achter de voordeur aangepakt. Een voorzichtige schatting van het RIVM komt voor het jaar 1999 op een productieverlies van roken door ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en vroegtijdige sterfte op 300 miljoen euro; daar moet nu de tijd die rokers tijdens de werkuren in het rookhok doorbrengen, bijgeteld worden.

Het is gek genoeg de overheid die het meest te verliezen heeft met minder roken. Eerst en vooral is er natuurlijk de bijdrage die rokers leveren aan de Nederlandse schatkist. Voor 2004 rekent Minister Zalm op zo’n 2,1 miljard euro aan accijnsopbrengsten uit tabak. Dat is 350 miljoen euro meer dan in 2003 dankzij de stijging volgende maand van € 0,55 op een pakje sigaretten, tenminste als niet teveel van de huidige 4 miljoen rokers afhaken. In tegenstelling tot het ministerie van Volksgezondheid dat ernaar streeft het aantal rokers in Nederland in 2004 met 800.000 te verminderen, rekent het ministerie van Financiën er op dat slechts 200.000 uiteindelijk voorgoed zullen stoppen met roken. Over tegenstrijdige belangen gesproken…
Maar stel nu dat iedereen anno 2004 zou stoppen met roken: effectief zou de overheid op zoek moeten naar 2 miljard andere belastingsinkomsten, uiteraard van niet-rokers. In feite zouden we met zijn allen rokers moeten dankbaar zijn dat ze Minister Zalm helpen zijn begrotingstekort te dichten. Ik heb thuis en op kantoor altijd lucifers bij om rokers aan te moedigen er nog eentje op te steken. Nu moet ik ook naar buiten met mijn lucifers. “Vuurtje” roep ik dan, naar analogie met een beroemde reclame van een Nederlands gerstenbrouwsel, dat niet te drinken is. Rokers zijn dus helemaal geen paria’s. Het zijn mijn beste vrienden, vrijwillige belastingbetalers: mensen die gezond van geest en verstand ons, niet-rokers jaarlijks duizenden euro’s cadeau doen.

Dat brengt mij op een tweede argument. Uiteraard gaat veel van de financiële bijdrage van rokers aan de Nederlandse staat als rook op in de extra medische verzorging die rokers nodig hebben. Met 35.000 sterftegevallen aan hart- en vaatziekten, longkanker, emfyseem, chronische bronchitis, loopt de gezondheidsrekening van rokers flink op, meer dan 500 miljoen euro per jaar. Maar over het gehele leven beschouwd, ziet dit plaatje er heel anders uit. Juist omdat rokers korter leven en een vrij snelle dood sterven zoals in het geval van longkanker, bedragen de gezondheidskosten van de roker gemiddeld genomen minder dan voor een niet-roker waar juist de latere, mogelijk demente bejaardenjaren veel zorgkosten met zich meebrengen. En vermits één op vier rokers ook nog eens sterft nog voor, dikwijls vlak voor, het pensioen, moet er straks voor een groot deel van de rokers geen pensioen of AOW-uitkering betaald worden. Kortom, hier ook geldt dat als niemand meer zou roken, de overheid straks met nóg een groter AOW gat geconfronteerd zou worden en uw en mijn pensioenpremies nog hoger zouden stijgen. U gelooft het niet en toch: rokers zorgen ervoor dat onze oude dag betaalbaar blijft.

U vindt dit alles onvoorstelbaar cynisch. Ik ook, maar wat dan te denken van de overheid? Op tabakswaar staat tegenwoordig in grote koeienletters “Roken is dodelijk”. Precies zoals op gevaarlijke huishoudproducten. Maar terwijl de overheid in dit laatste geval de consument waarschuwt voor verkeerd gebruik met dodelijke afloop, zoals het drinken van zoutzuur, geeft zij in het geval van tabak aan dat zulk gedrag dat zij toelaat, meer nog, geld mee verdient, dodelijk is. Dat wijst op een cynische overheid zonder enige moraal. Voor heel wat verstokte rokers geldt, misschien onbewust, dat als roken ook voor hen écht dodelijk zou zijn, de overheid haar verantwoordelijkheid had moeten nemen en het had moeten verbieden. En wanneer dan toch die longkanker diagnose gesteld wordt, realiseert men zich dat men te doen had met een cynische overheid die vooral geen schuld bekent. Wij melden U dat roken dodelijk is maar rookt U rustig door. Wij hebben onze plicht gedaan zodat straks geen advocaat op ons kan afkomen omdat wij U onvoldoende geïnformeerd zouden hebben. Over normen en waarden gesproken…

Luc Soete

Extract uit NRC, 18 oktober 2003: Iedereen moet voor zichzelf zorgen, Wim Köhler

“De gemiddelde tevreden roker betaalt gedurende zijn leven tienduizenden euro's belasting meer dan een niet-roker. Vanaf zijn 53-ste slikt hij pillen tegen hoge bloeddruk. Die zijn meestal goedkoop. Op zijn 68-ste krijgt hij longkanker en een jaar later is hij dood. Jaren betaalde pensioenpremie gaan in rook op… Zijn niet-rokende generatiegenoot geeft zijn duizenden bespaarde euro's uit aan verre vakantiereizen. Daarmee stimuleert hij buitenlandse economieën, niet de Nederlandse. Hij sport vrijwel dagelijks en kan soms door een blessure niet werken. Hij geniet na een arbeidzaam leven lang van zijn pensioen, besteedt al zijn geld in het buitenland aan cruises en wordt op zijn 85ste dement. De laatste vijf levensjaren woont hij op kosten van de AWBZ in een verpleeghuis. Peperduur…”