Een krakend Europa

Vorige week in Buitenhof vroeg Paul Witteman aan Atzo Nicolaï, de staatssecretaris Europese Zaken die zich in Brussel Minister mag noemen, gewoon als een kleine test hoeveel parlementsleden er nu in het Europese Parlement zaten. De man in de straat wordt immers gevraagd te weten wie straks, mei volgend jaar, lid wordt van de Europese Unie. Dan mag de staatssecretaris toch ook wel weten hoeveel volksvertegenwoordigers er in Brussel of Straatsburg rondlopen. Nicolaï wist het niet, maar zoals hij een verbouwereerde Witteman toefluisterde, Europa is uiteindelijk niet zo zozeer een kwestie van feitenkennis maar van visie… Geen wonder dat Nederlandse politici niet echt meer serieus genomen worden in Brussel. Af en toe een al dan niet meewarig schouderklopje in de internationale pers maakt hen hoe dan ook dolgelukkig en dan kan overgegaan worden tot de feiten van de dag. De nieuwe uitdrukking in beleidskringen in Brussel voor brainstormen zonder feitenkennis, wat U en ik “lullen” zouden noemen, is tegenwoordig: “let’s go Dutch”. Onze minister Zalm is daar bijzonder goed in. ”Let’s assume that I’m Eichel” begint Gerrit zijn persconferentie en op zijn Haags uitgesproken brengt dat natuurlijk alle Nederlandse journalisten hard aan het lachen. De internationale pers snapt het niet, Zalm ook niet maar dat doet er nu even niet toe want die lacht altijd hard mee, de Duitse Minister Eichel, heel kwaad van zoveel Haagsche arrogantie, weigert nog iets met Nederland te maken te hebben. Maar gelukkig is er nu een nieuwe minister van Buitenlandse Zaken die niet alleen de feiten maar ook de Brusselse diplomatie goed kent.

Dit weekend zou de finale bekroning moeten worden van anderhalf jaar debatteren over de Europese normen en waarden die oud en nieuw Europa zouden kunnen binden. De goedkeuring door de regeringsleiders van het voorstel voor een gemeenschappelijke Europese grondwet zou ook antwoord bieden aan al die critici die vinden dat de Europese Unie tot op heden teveel een economisch project was. Een project dat steeds minder concrete economische voordelen met zich mee lijkt te brengen. Zeker ex post bekeken, valt het op dat de verwachte economische voordelen van bij voorbeeld de grote Europese éénheidsmarkt, het “Europa 1992”, uiteindelijk veel lager uitgevallen zijn dan oorspronkelijk verwacht en in allerlei economische modellen voorspeld. Meer nog: Europa loopt sinds 1992 economisch steeds verder achterop op de Verenigde Staten. En ook de destijds hier in Maastricht met veel bombarie aangekondigde en in 2001 ingevoerde gemeenschappelijke munt is uiteindelijk niet gepaard gegaan met meer economische groei en welvaart. Integendeel, bijna juist zoals in 1992, is de groei in Europa en Nederland in het bijzonder na de invoering van de euro juist vertraagd. De bijkomende prijstransparantie van de euro heeft eerder duidelijk gemaakt dat de Nederlandse manier van produceren niet concurrentieel is, dat Nederland duur is. Economische integratie binnen Europa lijkt tegen haar eigen limieten aan te lopen, zeker in een wereld van economische globalisering waarbij de mondiale handel van goederen, diensten, kennis, informatie veel sterker toeneemt dan die binnen Europa. Vanuit dit perspectief is het centrale probleem van Europa dat de politieke en bestuurlijke integratie van Europa geen gelijke tred heeft gehouden met de economische. Dat wreekt zich in toenemende mate. Er zou zelfs kunnen geargumenteerd worden dat economisch gezien er nu meer voordeel te halen valt voor elk van de EU-landen uit economische integratie met andere niet-Europese landen, dan binnen de eigen EU. De EU staat dan ook op een cruciaal beslispunt, verder integreren betekent automatisch meer aandacht voor politieke integratie.

Het voorstel van gemeenschappelijke grondwet waarover de regeringsleiders dit weekend debatteren zou de politieke en bestuurlijke integratie van Europa vorm en inhoud moeten geven. Harde noten moeten gekraakt worden rond het stemgewicht van de verschillende landen, zodat niet langer het veto van één land Europese besluitvorming kan blokkeren maar ook zo dat meerderheidsbesluiten een duidelijk democratisch gehalte hebben. Niet eenvoudig wanneer je ook nog eens met 15 in omvang dramatisch verschillende landen te doen hebt. Het was dan ook een politiek wonder dat afgelopen juli een heterogene groep van 105 vertegenwoordigers, na 16 maanden beraadslaging in de zogenaamde Europese Conventie, tegen alle verwachtingen in met een concreet consensus, en dus haalbaar, voorstel op de proppen kwamen van gemeenschappelijke grondwet dat nu in Brussel voorligt. Want het voorstel van grondwet lijkt niet alleen bestuurlijk evenwichtig, het biedt ook een duidelijk kader voor een toekomstig Europees buitenlands beleid en een gemeenschappelijk defensiebeleid, beleidsgebieden die node gemist werden in de afgelopen jaren van interne Europese spanning in de relatie met de VS en de oorlog in Irak. En zo kan in de komende jaren ook de toetreding van andere, de zogenaamde stabiliteitsproces landen – vraagt U maar aan Nicolaï welke landen dit zijn – binnen een duidelijke Europese grondwet en juridisch kader plaats vinden: te nemen of te laten.

De tijd dringt echter. Naarmate de economische voordelen van Europese integratie steeds moeilijker te realiseren lijken, juist omwille van het gebrek aan politieke integratie, zou de Europese burger wel snel, heel snel zijn vertrouwen in Europa kunnen verliezen. De bijdrage van de EU aan het behoud van vrede in Europa is voor de meesten onder ons iets van een ver verleden, de uitbreiding met de oud Oostbloklanden wordt tien jaar na de val van de muur steeds minder omarmd maar steeds meer gevreesd, de euro verantwoordelijk gehouden voor de huidige economische recessie en tegenwoordig zelfs voor de Nederlandse obsessie met bezuinigingen. De Nederlandse nationale politici in hun zoektocht naar behoud van zeggenschap en gemakkelijke mediapopulariteit haken daar tegenwoordig zonder schroom op in. Alsof een politiek vetorecht automatisch het nationale belang zou dienen, over politieke arrogantie gesproken. Ik kan mij inbeelden dat de twee Limburgse leden van de Europese conventie, Frans Timmermans en René van der Linden, de afgelopen weken tandenknarsend hebben zitten luisteren niet alleen naar de gebrekkige feitenkennis maar vooral het gebrek aan visie bij de Haagse politici. Ook wat Europa betreft, is Nederland jammer genoeg geen gidsland meer.

Luc Soete