Dierenleed

Eerder verschenen in Intermediair nr. 9, 8 maart 2001.

De mond- en klauwzeer epidemie die na Groot-Brittannië nu ook overgewaaid is naar het Europese continent en het landbouw- en natuurleven bij ons stillegt, is in velerlei opzichten surrealistisch. Surrealistisch door de achteloosheid waarmee dierenlevens vernietigd worden en de stelligheid waarmee landbouwexperten ons telkens weer uitleggen waarom deze voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van de spreiding van de epidemie essentieel zijn. Mond en klauwzeer is één van de oudste ziektes die tweehoevige dieren kan treffen. Veelal niet dodelijk, zelfs geneeslijk, is het een ziekte die ongetwijfeld veel lijden voor het dier met zich meebrengt, maar in de eerste plaats voor "economische" last zorgt. Sinds meer dan vijftig jaar bestaan er zeer effectieve vaccins tegen de ziekte. Die vaccins worden zelfs in grote getale bij ons geproduceerd maar dienen slechts voor de uitvoer. Voor inenting in ontwikkelingslanden waar mond- en klauwzeer een veel voorkomende ziekte is. Ook bij ons werden dieren tot 1992 systematisch ingeënt tegen de ziekte. Toen echter werd een Europees vaccinatieverbod ingesteld om de Europese vleesproductie het kwaliteitslabel te kunnen geven "vrij van mond- en klauwzeer". Dit label heeft weinig van doen met enige gezondheidsgarantie, de vaccins, de eventueel aangemaakte antistoffen hebben geen enkele invloed op onze gezondheid. Maar de label is nu eenmaal essentieel voor de uitvoer naar andere ontwikkelde landen zoals de VS en Japan. En zo worden duizenden dieren vernietigd uit economische luxe: uit voorzorg voor de vrijwaring van de internationale concurrentiepositie van de Europese vleessector. Intussen worden diezelfde dieren, vrij van mond- en klauwzeer, zeker in hun eerste levensmaanden volgespoten met antibiotica en tal van andere vaccins, die wél gevolgen hebben voor de volksgezondheid. En ik heb het dan nog niet eens over gezondheidsrisico's van het type BSE. Kortom, James Herriott's creatures great and small, zijn tegenwoordig niets anders dan verkoopwaar, dat slechts marktwaarde heeft als het voldoet aan economische luxe regels. Voldoen ze daar niet aan dan vernietigen we ze, met duizenden.
Begin vorige eeuw was een uitbraak van mond- en klauwzeer in Massachussets er de oorzaak van, dat de op petroleum aangedreven verbrandingsmotor het uiteindelijk won van de stoommachine als aandrijving van de toen nog jonge automobiel. De op stoom gedreven motor had immers op regelmatige afstand water nodig om bij te vullen. Het afsluiten van waterputten omwille van de mond- en klauwzeer epidemie in de regio van de Verenigde Staten die wereldwijd de grootste densiteit kende van autogebruik, was de stoommotor uiteindelijk fataal. De voornaamste producent van stoommachines, de gebroeders Stanley slaagden er niet in snel een nieuwe gesloten stoommotor te ontwikkelen. Eén van hen werd trouwens overreden door een auto. De voorspong van de benzinemotor kon tot de dag van vandaag nooit meer ingehaald worden. Mond- en klauwzeer epidemieën hebben met andere woorden geschiedenis geschreven. Het valt te hopen dat de huidige uitbraak van mond- en klauwzeer het uiteindelijk falen inluidt van de grootschalige Europese veeteelt industrie en de weg opent in de richting van kleinschalige, diervriendelijke ecologische landbouw.

Luc Soete