Eerder verschenen in Intermediair, 21 maart 2002.

Wat telkens weer opvalt wanneer politici het hebben over de stelling: “Nederland is vol” is hoe de beleidsdiscussie gedomineerd wordt door wat aan de aanbodkant gebeurt – de veronderstelde sterke toename in asielzoekers. De invloed van de vraagkant speelt amper een rol. Dat was al het geval toen Frits Bolkestein en Heleen Dupuis de stelling enkele jaren geleden verdedigden als een ethisch verantwoord streven naar nationaal eigenbelang. Dat is nu weer, en nog explicieter, het geval wanneer Fortuyn de analogie hanteert van het “dweilen met de kraan open”. Hoe kwetsend ook, stel dat Fortuyn het goed meent in het gebruik van deze analogie: vooraleer er nóg meer vreemdelingen bijkomen dient eerst de integratie van de residentiële allochtonen beter ter harte genomen te worden. Dat biedt trouwens een verklaring voor de vaststelling dat heel wat allochtonen voor Fortuyn hebben gestemd in Rotterdam: éénmaal in Nederland willen zij dat hun integratie een beleidsprioriteit wordt en niet ondergraven wordt door een nog grotere toeloop.

De veronderstelling die Fortuyn echter maakt met zijn dweilanalogie is dat “gedweild” moet worden op een met tegels of plaveien belegde vloer. Veel realistischer is te stellen dat gedweild moet worden op een grond die het afgelopen decennium, zeker in Nederland, in toenemende mate uitdrogingsverschijnselen heeft gekend. Ondanks de hoge WAO-aantallen en het lage aantal effectief gewerkte arbeidsuren, kampt de Nederlandse arbeidsmarkt nu al vijf jaar lang met aanzienlijke tekorten. Het water verdwijnt met andere woorden snel in de grond. Gelukkig is er nog een kraan met buitenlands water, anders was onze groei bij gebrek aan personeel al lang verdord.

Tot op heden realiseert men zich onvoldoende dat juist het zo geroemde Nederlandse poldermodel met loonmatiging in ruil voor werk, niet alleen economische groei en werkgelegenheid met zich heeft meegebracht maar ook de migratiedruk sterk heeft opgevoerd. Of dat nu aan de hand is van legale migranten, zoals Europese migranten of Nederlandse staatsburgers van Antilliaanse afkomst, of economische en politieke asielzoekers. De migrantenmarkt is, wat dit betreft, een systeem van communicerende vaten. Indien de Nederlandse groei minder arbeidsintensief geweest zou zijn, zou de migratiedruk ook lager zijn. Je kunt in de economie niet alles hebben: hoge groei gebaseerd op loonmatiging met een steeds lagere werkloosheid. Doe je dat toch dan vertaalt zich de "natuurlijke werkloosheidsgraad", in een soort van "natuurlijke migratiedruk", zoals ook de situatie in de VS goed aantoont. De vraag naar arbeid kan geen kant meer op en zuigt immigranten aan: legaal of illegaal, politiek of economisch. Het probleem zit hem dan ook niet in de open kraan, noch in de noodzaak tot dweilen, maar in de arbeidsextensieve groei, de “water-extensieve” gewassen, die we nog steeds op dit klein stukje aarde willen realiseren.

Luc Soete