Eerder verschenen in Intermediair, 7 februari 2002.

Nog geen tien jaar geleden had men de mond vol over het “peace dividend” dat met het einde van de koude oorlog in wereldbereik zou komen. Militaire uitgaven konden teruggebracht worden, de dienstplicht afgeschaft en jonge recruten werden, dikwijls onvoorbereid, vredesmissionarissen. Het overtollige militaire materieel werd vooral goed onderhouden. Het meeste militaire materieel komt tegenwoordig wellicht door geen enkele burgerlijke milieutoets meer heen en de vliegcabines van onze F-16’s lijken meer op elektronische museumstukken: relikwieën van technologieën die in de rest van de economie al lang niet meer gebruikt worden. De militaire sector bleef natuurlijk een aanjager van nieuwe technologische kennis in heel wat sectoren zoals de lucht- en ruimtevaart of de telecom-sector (Internet), maar toepassingen in de gewone, “burgerlijke” economie leken toch veelal hopeloos out-of-line met de behoeften van het bedrijfsleven en de gewone consument. Er werden dan ook programma’s geïnitieerd voor de ontwikkeling van “dual-use” technologieën: de verdere ontwikkeling en aanpassing van militaire technologieën voor alternatief gebruik in het bedrijfsleven.

De politieke druk in het kielzog van 11 september heeft dit alles veranderd. In de Verenigde Staten heeft president Bush vorige week de overheidskraan van defensie-uitgaven, en het militaire onderzoek in het bijzonder, met één grote ruk opengedraaid: 14% meer defensie-uitgaven. De eclatante illustratie van de Amerikaanse technologische suprematie in Afghanistan heeft bij politici van alle soort duidelijk gemaakt dat militaire macht in de rijke wereld van duur mensenleven voor 100 % gebaseerd is op de technologische suprematie van militair materieel, gekwalificeerde elitetroepen en beschermde informatie- en communicatiesystemen. De vrijheid die de Amerikaanse militaire sector gekregen heeft om met overheidssteun de komende 20 jaar opnieuw de dominante bron van technologische vernieuwing in de VS te worden, is natuurlijk voor de rest van de wereld die moet leven volgens internationale vrijhandelswetten uitermate paradoxaal. Zo zal de Amerikaanse militaire sector zich geen zorgen moeten maken omtrent internationale spreiding van kennis. Onder het mom van nationale veiligheid kan alles immers beschermd worden en buitenlandse bedrijven naar believen geweerd worden. En bij ons? In Nederland lijkt een bijna demissionair kabinet over te gaan tot de grootste uitgave ooit voor de ontwikkeling van militair materieel, de Joint Strike Fighter. Kritische analyses van het CPB doen er plots niet toe.

Kortom, veiligheid en beveiliging hebben na jaren plots weer het primaat gekregen boven economische beschouwingen. Het zal de militaire sector geen windeieren leggen. De volgende twintig jaar zal ongetwijfeld geclaimed kunnen worden dat dankzij de militaire suprematie van de VS en zijn bondgenoten wij vrede en politieke stabiliteit gekend hebben. En vrede, vraag het de Israelische of Palestijnse burger maar, is toch onbetaalbaar, niet? Kortom het peace dividend is weer een militair dividend geworden.

Luc Soete