Informatie en nationalisme

Eerder verschenen in Intermediair nr. 40, 19 oktober 2000.

Oktober is, en lijkt ook in het digitale tijdperk, een revolutiemaand. Wat maanden NAVO-bombardementen niet konden bewerkstelligen, lukte een volksopstand in enkele dagen: de val van het Miloševic-regime. In relatief geďndustrialiseerde landen met een zeker opleidingsniveau zoals Joegoslavië lijkt uiteindelijk de democratische stem nog steeds het meest effecieve revolutiewapen. Meer nog, men zou kunnen stellen dat de NAVO-interventie uiteindelijk het Miloševic-regime langer in stand heeft gehouden: als nooit tevoren werden oppositie, kerk en regime verenigd in hun strijd tegen een gemeenschappelijke vijand. Denk terug aan die beelden vorig jaar van Joegoslavische jongeren en intellectuelen, diezelfden die recent het parlement in Belgrado bestormden, die toen het luchtalarm trotseerden om met op hun kleren aangebrachte schietschijven op de bruggen over de Donau als levende doelen te gaan staan. Pas nu, anderhalf jaar na de terugtrekking uit Kosovo, lijkt de oppositie opnieuw voldoende argumenten te hebben om bij de eerste kans tot stemmen het Milosevic-regime weg te sturen. Dat dit niet zomaar gebeurde maar uiteindelijk de vorm aannam van een fluwelen revolutie kan dan misschien op het conto geschreven worden van de totale isolatie van het Miloševic-regime sinds de NAVO-interventie, feit blijft dat de huidige, nieuwe, democratisch verkozen Vojislav Koštunica er op dit punt identieke, nationalistische standpunten op na houdt. Ik herinner me nog goed de vele discussies die vooral in Duitsland bij de groenen opwaaiden rond Duitse participatie in de NAVO interventiemacht vorig jaar. Uiteindelijk won Joska Fisher het argument. De hartverscheurende media-beelden van vluchtende Kosovaren, hun brandende huizen en de vele berichten over moordende Servische milities was zelfs de meest pacifistisch gezinde Duitse Grüne te veel. De vraag die toen bij mij vooral opkwam was, hoe het kon dat die vele Joegoslavische intellectuelen zo verschillend konden omgaan met deze nieuwsinformatie. Westers nieuws of het nu van de BBC of CNN kwam over wat zich in Kosovo afspeelde, werd als niet objectief ervaren, de eigen gecontroleerde staatsinformatie des te meer. Ik was des te meer verrast omdat zoals vele anderen ik de stelling toegedaan was dat met de ongebreidelde en wereldwijde toegang tot informatie, totalitaire regimes in relatief ontwikkelde landen nu sneller het onderspit zouden delven. Dat leek trouwens ook uit geaggregeerde data. Hoe hoger het Internet-gebruik in een land, hoe minder totalitaire regimes. In die visie leek Internet het ultieme democratiewapen: dictators met hun gecontroleerde media kunnen immers niet langer informatie achterhouden of discussie verbieden. Een beetje het beeld van onze (groot)ouders die tijdens de tweede wereldoorlog stiekem naar de uitzendingen van BBC world service luisterden eerder dan de door de toenmalige Informatieminister Hess gecontroleerde media. Was Internet er toen geweest dan zou Hitler's propagandamachine ongetwijfeld minder effect hebben gehad. De Joegoslavische fluwelen revolutie, de overwinning van het Vlaams blok en de Palestijnse gewapende opstand tonen elk op hun manier aan dat wanneer emotionele, nationalistische snaren aangeraakt worden, informatie zijn objectief waardebepalend vermogen verliest en in het beste geval een bron wordt voor rechtvaardiging van vooroordelen. Ik ben weer een illusie rijker.

Luc Soete