Dure olie

Eerder verschenen in Intermediair nr. 36, 7 september 2000.

In het kielzog van de nieuwe economie is de olieprijs het afgelopen jaar dramatisch gestegen. Daar waar we in maart 1999 11 dollar per olievat moesten neertellen, is dit nu meer dan 30 dollar. De macro-economische effecten van zo'n olieprijsexplosie lijken nu, in tegenstelling tot de jaren 70, achterwege te blijven. Zeker, meer dan de helft van de toename in inflatie is te wijten aan de stijging in olieprijzen, maar een brede inflatie-schok doorheen de economie lijkt zich, tot op heden althans, niet voor te doen. De inflatie blijft zowel in Europa als in de Verenigde Staten schommelen rond de streefcijfers van de Europese Centrale Bank en Amerikaanse Fed. Intussen boeken zowel Shell als de Nederlandse overheid miljarden recordwinsten. Politici zowel in de Verenigde Staten als bij ons maken zich niettemin grote zorgen over de te hoge olieprijs. In de Verenigde Staten is de roep groot om de eigen strategische reserves op de markt te brengen, ook al zijn die sinds jaren niet zo beperkt geweest. President Clinton doet een ommetje langs Nigeria om stemmen te winnen voor het opvoeren van de olieproductie. Bij ons roepen politici uit praktisch alle partijen om omvangrijke lastenverlichting voor de automobilist. Wat bezielt die politici?

De stijging in olieprijzen met zijn beperkte macro-economische inflatoire invloed is het beste wat onze economieën kan overkomen. Wat Pronk en Netelenbos met regelgeving en rekeningrijden niet konden afdwingen, kan nu eindelijk gebeuren: we worden in de portemonnée bewust van de eindigheid van fossiele energiebronnen. En ook binnen de economie leidt zo'n prijsaanpassing tot positieve structurele aanpassingen. Heel wat sectoren, van de visvangst en landbouw tot weg- en luchtvervoer, teren als het ware op de lage energiekostprijs. Die lage prijs was ook één van de voornaamste redenen voor het gebrek aan toepassingen van reeds bestaande duurzame energiebronnen en ontwikkeling van nieuwe duurzame goederen en diensten. Denk aan Shell's zonnepanelen en het kleine aandeel energie dat uit zon, wind en stroming van water gewonnen wordt. Veel van deze duurzame, eeuwigdurende energiebronnen konden, zolang de olieprijs zo laag bleef, niet echt rendabel worden. Het grootste deel van de forse sommen die door overheid en bedrijfsleven uitgegeven werden voor onderzoek naar schone technologie leidden dan ook tot interessante demonstratieprojecten die echter steeds weer door bestaande productietechnologie terug naar de marginaliteit werden verdreven. De economische risico's verbonden aan nieuwe investeringen in deze technologie, gekoppeld aan het lange leerproces, gebrekkige complementaire technologie, concurrentie van bestaande technologie op basis van bv. volledig afgeschreven investeringen, waren te groot en hebben uiteindelijk weinig veranderd aan de trend van onze huidige trend van intensieve groei en ontwikkeling op basis van fossiele energie. Zich onttrekken aan zo'n groeiproces stelt hoge, te hoge eisen aan het beleid. Radicale, door de overheid geïnitieerde prijsaanpassingen worden publiekelijk niet aanvaard en zetten het internationale bedrijfsleven concurrentieel op achterstand. Marginale prijsaanpassingen zetten weinig zoden aan de dijk. Niets is dan ook beter dan het huidige marktgedreven, internationale prijsverhogingsproces dat burgers en bedrijven bewust maakt van de eindigheid van fossiele energiebronnen. Dure olie, houden zo.

Luc Soete