Regulering van de telecom markt: OPTA of NMa

Huub Meijers en Luc Soete

de regulering van de telecom markt heeft over het afgelopen jaar een wel heel dramatisch verloop gekend. Wellicht was voor de meeste gebruikers van telefoondiensten de eerste reactie na het verschijnen van het eerste OPTA rapport begin september, er één van grote tevredenheid. Dankzij OPTA zouden eindelijk de tarieven voor binnenlands telefoonverkeer via de vaste lijnen, wat voor de meeste gebruikers toch de meest geijkte manier van communiceren is, sterk dalen: de lokale telefoontarieven met zo'n 25%; de interlokale tarieven met 30% in drie jaar; de tarieven voor het bellen van een vast naar een mobiel toestel met 10 a 15%. Tegelijkertijd zouden de ISDN-abonnementen met 25% verhoogd worden, een verhoging die vooral door de concurrentie Cde kabelmaatschappijen met Internet plannen bijvoorbeeldC positief werd ontvangen. Met deze tariefwijzigingen eiste OPTA van KPN volledig kostengeoriënteerde tarieven.

Drie maanden later kwam OPTA met een sterk afwijkend definitief besluit, dat grotendeels tegemoet komt aan de bezwaren van KPN. Per 1 januari dalen de lokale telefoontarieven enkel op zondag met 33%; de interlokale tarieven dalen met 10%; de tarieven voor het bellen van vast naar mobiel dalen met 5% en het tarief voor een ISDN-abonnement blijft gelijk. Kortom veel van de voor de consument zo aantrekkelijke en door OPTA in het vooruitzicht gestelde snelle tariefverminderingen, ISDN uitgezonderd, verdwijnen als sneeuw voor de zon. De door KPN aangedragen argumenten: omvangrijke bijkomende investeringen en een grote reorganisatie waardoor de kosten zo zullen stijgen zodat, uitgaande van door OPTA vastgelegde kostengeoriënteerde tarieven deze per 1 juli opnieuw zouden moeten stijgen, werden door OPTA geslikt: het OPTA college wil zo'n "jo-jo effect" van tariefdaling en -stijging voorkomen, zo kan men in de OPTA nieuwsbrief lezen. En per 1 juli stapt men over op een price cap systeem.

In dit artikel gaan wij kort in op deze toch vrij dramatische ommezwaai in de manier van kostenberekening die de Nederlandse telecom regulator lijkt te willen hanteren. Ongetwijfeld was OPTA's initiële voorkeur voor het vaststellen van volledig kostengeoriënteerde tarieven ook ingegeven door strategische overwegingen zoals Marco Haan reeds aangaf en kwam het aangeven van kosten en rendement per aard en soort van telefoondienst eerder neer op het uit de kooi lokken van de nationale incumbent. Uiteindelijk, zo lijkt nu althans, heeft het weinig opgeleverd, tenzij versneld afgestapt wordt van de notie van volledig kostengeoriënteerde tarieven en men versneld overstapt op meerjarige tariefplafonds, het zogenaamde price cap systeem dat per 1 juli 1999 ingevoerd wordt. Voldoende reden om wat dieper in te gaan op voor- en nadelen van beide systemen.

Behoefte aan tijdelijke telecom-regulering

Zonder regulering en zonder druk van nieuwe telecom aanbieders zal een monopolist het producentensurplus maximaliseren en daarmee het consumentensurplus afromen. Omdat KPN nog geen echte, volwaardige concurrentie heeft op met name de markt voor telecommunicatie via vaste lijnen, is OPTA in het leven geroepen om de telecom markt te reguleren. Als er in de toekomst voldoende concurrentie is kan OPTA op de telecom-markt meer op de achtergrond blijven functioneren als onafhankelijk adviesorgaan in geval van geschillen, bijvoorbeeld over interconnectie tarieven.

Concrete vraag is nu hoe de markt gereguleerd moet worden: door een aparte toezichthouder zoals OPTA of volstaan de liberaliseringsmaatregelen en ontstaat concurrentie uiteindelijk vanzelf? Als gekozen wordt voor een aparte toezichthouder, dan dient zich de vraag aan op welke manier gereguleerd moet worden: strikt interventionistisch zoals b.v. het vaststellen van maximumprijzen per product of eerder op afstand en globaal, voor het volledige product- of dienstenpakket. In de literatuur komen twee verschillende relevante vormen van prijsregulering voor: rate-of-return cap en price cap.

Rate-of-return Cap

De rate-of-return cap (RoR) is ongetwijfeld de oudste vorm van prijsregulatie en werd (en wordt nog steeds) veel in de Verenigde Staten toegepast voor het reguleren van de prijzen van nutsbedrijven. Bij een rate-of-return regeling wordt een acceptabele winstvoet vastgesteld, bijvoorbeeld 8% zoals de OPTA hanteerde in haar eerste advies (na belasting). Uitgaande van de verwachte variabele kosten en de verwachte vraag naar de betreffende dienst wordt het op te leggen tarief vastgesteld. In het geval van een RoR-regulering wordt het tarief voor ieder product of dienst afzonderlijk vastgesteld, zoals OPTA voor de verschillende KPN diensten doet.

Het meest kenmerkende voordeel van een RoR-regulering is dat de tarieven per geleverde dienst vrij nauwkeurig bepaald kunnen worden op basis van de kosten en het gewenst rendement. Kenmerkend van een RoR-regeling is de hoge frequentie waarmee de tarieven worden herzien. Omdat het verwachte rendement nauwkeurig vastgesteld en gevolgd kan worden, is het investeringsrisico gering waardoor de kapitaalkosten kunnen dalen.

Er kleven echter ook grote nadelen aan deze wijze van reguleren. De belangrijkste zijn:

C Alle variaties in de kosten worden direct doorberekend aan de consumenten en de gereguleerde monopolist heeft uiteindelijk geen enkele motivatie om efficiënt te produceren. Ook heeft de monopolist geen incentives om te innoveren in kostenbesparende technologieën.

C Voor het bepalen van de tarieven is kennis van de kostenstructuur van het te reguleren bedrijf noodzakelijk. Deze asymmetrie geeft de monopolist een incentive om de kosten anders te representeren dan dat ze in werkelijkheid zijn.

C Omdat zowel de monopolist regelmatig per product/dienst een gedetailleerd overzicht moet geven over omzet en kosten en omdat de regulator uit deze gegevens maximale prijzen moet berekenen is dit systeem relatief arbeidsintensief, zodat de administratiekosten hoog zijn.

C Vaak komt het voor dat een bedrijf, zoals KPN, meer producten levert waarvan een aantal op een gereguleerde markt. Het bedrijf heeft dan een incentive om de (vaste) kosten van de niet gereguleerde producten over te hevelen naar de gereguleerde producten om zo de winst op te schroeven. Dit geldt ook voor het toerekenen van de gemeenschappelijke kosten van gereguleerde en niet-gereguleerde producten naar individuele producten.

C Omdat het rendement gebaseerd is op de hoeveelheid geïnvesteerd kapitaal, heeft de monopolist een incentive om die hoger te doen lijken, het zogenaamde Agold plating@, en heeft tevens een incentive om teveel te investeren. Met name de nieuw aangedragen argumenten van de KPN: grote investeringen en de kosten van reorganisaties passen perfect in dit argument.

C Mogelijke cross-subsidies, waarbij een ondernemer een extra winst op het ene product gebruikt om een nieuw product te ontwikkelen of te promoten, zijn moeilijk te realiseren omdat hiervoor ontheffing aangevraagd moet worden bij de regulator. Bijvoorbeeld in het geval van ISDN abonnementen wilde juist OPTA deze cross subsidie aan banden leggen.

Price-cap regulering

In tegenstelling tot de RoR-regulering waarbij maximale prijzen voor individuele producten of diensten wordt vastgesteld, gaat de price-cap uit van een prijsindex voor een pakket van diensten. Een gewogen gemiddelde van de werkelijke prijzen mag dan deze index niet overstijgen. De wegingsfactoren worden door de regulator vastgesteld, bijvoorbeeld aan de hand van recente verkoopcijfers. Er is dan geen directe koppeling van de index aan de kostenstructuur van het bedrijf maar aan de waarde van de inflatie plus een correctiefactor die de verwachte stijging van de productiviteit weergeeft. Als indicator van de inflatie wordt vaak de Aretail price index@ gebruikt, zodat de price-cap regulering vaak wordt aangeduid met de term: ARPI-X@ regulering. De X factor geeft de verwachte (of vereiste) productiviteitsstijging weer en, vanwege de koppeling aan de inflatie, de reële prijsdaling., Kenmerkend voor een price-cap is de langere termijn waarbinnen het plafond niet wijzigt.

Ten opzichte van de RoR-regeling heeft de PRI-X regeling een aantal voordelen. De meest in het oog springende voordelen zijn:

C De X-factor wordt voor een langere tijd vastgesteld zodat de gereguleerde onderneming er baat bij heeft om efficiënt te produceren. De extra winsten worden niet meteen afgeroomd door verlagingen van het tarief;

C Om dezelfde reden blijft er voor de gereguleerde onderneming een incentive bestaan om te investeren in nieuwe, kostenbesparende, technologieën;

C De PRI-X regeling is niet gebaseerd op de kostenstructuur zodat er voor de gereguleerde onderneming geen mogelijkheid is een verkeerde voorstelling van zaken te geven;

C Omdat niet individuele prijzen worden vastgesteld, maar een gewogen pakket, heeft de ondernemer de mogelijkheid om door middel van cross-subsidies nieuwe producten te ontwikkelen en te introduceren;

C De kosten van een price-cap regulering zijn ten opzichte van de RoR-regeling voor de gereguleerde onderneming lager omdat er geen rapportage hoeft plaats te vinden. De kosten voor de regulator zijn echter aanzienlijk lager in het geval van een price-cap regulering.

Naast deze voordelen van de Price-cap regeling boven de RoR-regeling, zijn er echter ook nadelen. Een daling van de kosten wordt niet direct doorberekend in consumenten prijzen, maar zal de winst van de onderneming verhogen. Voor een Telecom-bedrijf, waar de kosten voornamelijk uit kapitaal- en arbeidskosten bestaat, en dus niet uit kosten voor intermediaire goederen of grondstoffen zoals energie, is het echter aannemelijk dat er geen sterke fluctuaties in de prijzen voorkomen zodat dit nadeel minder relevant is. Een ander en meer relevant nadeel van de price-cap is het feit dat een onderneming in staat is om prijzen op deelmarkten, waar bijvoorbeeld potentiële concurrentie aanwezig is, kunstmatig te verlagen om zodoende deze concurrenten buiten de deur te houden (predatory pricing). Deze verlaging kan dan gecompenseerd worden door een verhoging van de prijzen op een andere deelmarkt. Het feit dat OPTA in haar eerste voorstel de prijzen voor het gebruik van ISDN heeft verhoogt lijkt erop te wijzen dat KPN inderdaad ISDN subsidieert om concurrentie van bijvoorbeeld kabelmaatschappijen op de Internet-markt te weren. Wellicht dat KPN deze strategie probeert vast te houden totdat nieuwe technieken voldoende zijn ontwikkeld de ISDN over te nemen.

Ervaringen in de VS en het VK.

Britisch Telecom is in 1984 geprivatiseerd en OFTEL heeft een price cap ingesteld waarbij de index van de geleverde diensten met niet meer dan RPI-3 mocht stijgen. Tussen 1984 en 1988 steeg deze maximum prijsindex met 8.6% terwijl de werkelijke prijzen voor de betreffende diensten in deze periode met 5.5% zijn gestegen. BT is dus duidelijk beneden het geoorloofde plafond gebleven. Opvallend detail is dat voor de prijzen voor het verhuren van vaste lijnen een afzonderlijke price cap werd ingesteld op RPI+2. Dit om geleidelijk de cross-subsidie van met name lange afstand-gesprekken op deze huurprijs te verminderen.

In de Verenigde Staten is in eerste instantie massaal gebruik gemaakt van een RoR regeling. Echter, in de jaren tachtig werd in een groot aantal staten overgestapt naar een price cap regulering. Uit een vergelijkend onderzoek in 39 staten, waarbij in 28 staten een price cap is ingesteld, bleek dat de tarieven in de staten met een price cap significant lager waren.

Dat de kosten van het reguleren zelf ook kunnen dalen met een price cap regeling blijkt uit een voorbeeld uit Michigan waar na in voering van de price cap: Athe number of witnesses fell from 50 to 2, days of hearing from 57 to 1/2, months between hearing and interim rate relief from 6 to 0, and necessary pages of transcript from 8400 to 66@.

Als we de resultaten van bijvoorbeeld BT naar de Nederlands situatie vertalen, dan blijkt dat in de periode 1989-1997 de prijsstijging van het kleingebruiker-pakket bij KPN gestegen is van 100 naar 106, een stijging van 0.7% per jaar. De CPI is daarentegen met 2.2% per jaar gestegen. De feitelijke X factor is in deze periode derhalve gelijk geweest aan 1.5. BT moest echter voldoen aan een veel hogere X factor: eerst 3, later verhoogd naar 4.5. De Engelse consument heeft dus de reële prijzen sneller zien dalen dan dat in Nederland het geval is geweest.

Naar meer dynamische regulering

Ongetwijfeld is de eerste conclusie van voor- en nadelen dat, zeker in de Telecom markt, een price-cap regulering te prefereren valt boven een RoR-regeling. Het toelaten van cross-subsidies blijft echter een groot probleem: enerzijds kan het de dynamische efficiency verhogen door nieuwe producten of productieprocessen tijdelijk te financieren uit de winst van bestaande producten en anderzijds kan het gebruik van dit instrument potentiële concurrentie ontmoedigen.

De echte dynamische aspecten van de telecom sector komen met andere woorden in de huidige reguleringsdiscussie te weinig naar voren: in het RoR systeem helemaal niet; in het price cap systeem slechts gedeeltelijk: ongetwijfeld houdt het lage ISDN tarief nieuwe concurrenten zoals kabelmaatschappijen buiten de deur, anderzijds dalen de kosten voor KPN van deze netwerktechnologie met de dag naar gelang steeds meer klanten overstappen op deze technologie. Het was dan ook niet verwonderlijk dat OPTA, binnen het kader van het versneld invoeren van een price cap systeem, uiteindelijk teruggekomen is op de verplichting de ISDN abonnementen te verhogen.

Maar ook komt de relatie tussen OPTA en NMa nu vrij scherp in beeld. De NMa kijkt de kabelmaatschappijen, die met het aanbieden van Internet via de kabel een concurrent zijn van de ISDN lijnen van KPN, op de vingers en niet OPTA. Zou OPTA bij het ingrijpen in de ISDN markt niet tegelijkertijd de kabelmaatschappijen, voor zoverre deze een concurrerende technologie aanbieden, moeten doorlichten? Ongetwijfeld moet het afzien van de verplichte verhoging van het gebruik van ISDN vanuit dit perspectief bezien moet worden.

Indirect dient zich dan ook de vraag opnieuw aan in hoeverre er daadwerkelijk behoefte is aan een tijdelijke regulator buiten de nationale (en Europese) concurrentietoezichthouder: de NMa (DG IV). De situatie in Nieuw Zeeland illustreert, dat een mededingingsbeleid kan volstaan. De recente studie van Eric van Damme et al. laat zien hoe de traditionele bestaansgronden voor regulering: universele dienstverlening, gratis alarmnummers, etc. uiteindelijk vrij eenvoudig op te lossen zijn met gerichte subsidies die op concurrerende basis uitbesteed worden. De vraag of er behoefte is aan een regulator wordt uiteraard indirect beantwoord in het tijdelijke karakter van OPTA. Eenmaal een competitieve telecom markt, verdwijnt OPTA. Cynisch genoeg werd dan ook door KPN op de eerste OPTA voorstellen gereageerd dat deze ingegeven werden door het lange termijn behoud van OPTA. Het wegnemen van de incumbent's monopoliewinsten nog voordat de concurrentie op dreef gekomen was, zou inderdaad dodelijk kunnen zijn voor nieuwe concurrentie.

Maar waarom o.i. deze vraag zich vandaag de dag in toenemende mate stelt, is uieteaard omwille van de convergentie in regelgeving tussen telecommunicatie en andere "broadcasting" mediavormen en -kanalen optreedt. Onder druk van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën integreren deze twee apart gereglementeerde gebieden (Telecommunicatiewet en Mediawet) snel. De "één op één" communicatievorm van telefonie wordt onderdeel van een veelvoud van "narrow" en "broadcasting" (één naar velen, velen naar één, etc). Juist hier ontwikkelen zich talloze nieuwe marktmogelijkheden. Allianties, acquisities van kabelnetwerken, mediabedrijven en telecomoperatoren zijn dan ook op dit ogenblik schering en inslag. DG IV in Brussel, belast met mededinging, heeft tegenwoordig meer "cases" in deze convergerende sector dan in alle industriële sectoren samen. Voor de nationale telecom incumbents is het vanuit deze technologisch gedreven convergentiedynamiek essentieel snel nationaal en internationaal nieuwe groeimarkten te kunnen betreden. En wat dit betreft kan een eigen aparate telecomregulator snel een te strak keurslijf vertegenwoordigen. In de oorspronkelijke OPTA RoR visie wordt de incumbent telecommonopolist uiteindelijk praktisch alles afgenomen: de eigen kost- en winstplaatjes, de strategische plannetjes om nieuwe netwerkdiensten op te zetten, uiteraard gefinancierd uit crosssubsidies Cin een netwerkeconomie kost nu eenmaal de eerste versie ontzaglijk veel en zijn de reproductiekosten laag C, zelfs succes C het behaalde rendement C wordt slechts als uiting van te hoge prijzen geïnterpreteerd. Voor de nieuwe regulator kan de te reguleren monopolist uiteindelijk niet efficiënt zijn.

Conclusie

Niet verwonderlijk ontstaat dan ook de indruk dat OPTA's reguleringsdagen geteld zijn en dat tussen het vastleggen in regels van efficiëntieverbeteringen zodra daartoe de mogelijkheid geboden wordt, versus beperkte steun in de rug voor dynamische marktwerking, men meer en meer in de richting van dit laatste zijn heil zoekt. De ultieme paradox is dan ook wellicht dat na al die jaren wachten op liberalisering, de manier van rechtstreekse prijscontrole die de consument onmiddellijk zijn lange verwachtte prijsdaling oplevert, uiteindelijk niet de beste manier lijkt voor lange termijn concurrentie en dynamiek in telecommunicatie dienstverlening.

Huub Meijers en Luc Soete